Een beetje boek heeft een voorwoord waarin iemand het boek uitbundig aanprijst. Ik heb even gekeken op de site van Delpher, dat is de site waar je allerlei historische kranten kan inzien, om te zien wat het oudste Nederlandse krantenartikel was met daarin het woord ‘voorwoord’ in combinatie met het woord ‘boek’.
Ik trof een artikeltje aan uit de Middelburgsche Courant van 4 juni 1850. Daarin werd het boek ‘Sporen van de Natuurlijke Geschiedenis der Schepping, of Schepping en voortgaande ontwikkeling van Planten en Dieren, onder den invloed en het beheer der Natuurwetten’ – alleen de titel is al een boek op zich – besproken. Het boek bevatte een voorwoord, geschreven door een zekere Prof. G. J. Mulder. De krant citeerde uitgebreid uit dit voorwoord:
“Ik ken geen Boek, dat in den laatste tijd het licht zag, hetwelk voor beschaafde liedern meer geschikt is, om in algemeene trekken der Natuur van hare meest uitmuntende zijde te vertoonen. Het zal den blik van elken Lezer met kracht bepalen bij eenen schat van kennis, die hem treffen zal, indien hij er zich voor het eerst aan waagt, maar die ook hem zal boeijen, die reeds meer of min met de Natuur is vertrouwd geworden.” aldus de professor.
Kijk, met dat voorwoord zal de schrijver van het boek blij zijn geweest. (Al is het natuurlijk wel altijd de bedoeling van een voorwoord dat het boek een beetje opgehemeld wordt.)
De geschiedenis van het voorwoord is veel ouder dan 1850. Zo bevat het beroemde boek van Sir Thomas Malory over koning Arthur uit 1485 al een voorwoord (van William Caxton) en ongetwijfeld zijn er nog oudere voorbeelden. (Het Engelse woord voor ‘voorwoord’ is ‘preface’. Het is afkomstig uit het Latijn (‘prae fatia’), dat staat voor ‘eerder gesproken’. Grote kans dus dat er al allerlei oude Romeinse boeken met een voorwoord zijn.
Vanwaar schrijf ik nu over voorwoorden? Dat komt omdat er afgelopen maandag in de Volkskrant eenmalig een CaMu- bijdrage stond van Remco Campert. Dit ter gelegenheid van het feit dat hij 90 jaar oud was geworden. Daardoor moest ik opeens denken aan 2003 toen ik hem vroeg om een voorwoord voor mijn eerste boek te schrijven.
Remco Campert had tussen 1996 en 2006 afwisselend met Jan Mulder een korte column (CaMu) op de voorpagina van de Volkskrant. Daarin voerde hij allerlei figuren op onder andere Drs. Mallebrootje en het jonge ding uit de achterban, veldwachter Bonkjes, de boerenfamilie Kneupma en de wetenschappelijke onderzoeker Bob Bamzaai van de SOEA. Waar de SOEA een afkorting van was, weet ik niet meer – de ‘S’ zal wel van Stichting zijn. Het was in ieder geval een instituut dat allerlei onzinnige onderzoeken deed.
Nu had ik in die tijd ook zo iets, namelijk de VIENO. Dat stond voor de Vereniging voor Interessante Edoch Nutteloze Onderzoeken. Die “publiceerde” regelmatig allerlei nutteloze voetbalonderzoeken, onder andere in de Volkskrant-rubriek ‘Het Schavot’ van Bert Wagendorp. De VIENO en de SOEA van Remco Campert begaven zich dus min of meer op het zelfde onderzoeksdomein. De VIENO was iets ouder dan de SOEA maar daar stond tegenover dat Remco Campert veel leuker schreef dan ik.
Het leek me dan ook in 2003 een goed idee om Bob Bamzaai van de SOEA te vragen of hij voor mijn boek ‘De Oranje Rapporten’ – met allerlei VIENO-rapporten over het Nederlands elftal (het boek zou verschijnen ter gelegenheid van het EK voetbal in Portugal in 2004) – een voorwoord wilde schrijven. Weliswaar had Bert Wagendorp al toegezegd om een voorwoord te schrijven, maar een boek met twee voorwoorden zou uniek zijn leek me en dan kon mijn boek zich mooi onderscheiden van andere voetbalboeken. Bovendien een boek met een voorwoord van zowel Bert Wagendorp als Remco Campert dat moest wel een goed boek zijn.
Ik trok de stoute schoenen aan en stuurde Remco Campert een brief. Volgens mij stond zijn adres toen gewoon in de telefoongids van Amsterdam. Eerlijk gezegd verwachtte ik geen reactie, maar hij stuurde een kaart terug. Op de voorkant van de kaart stond het gedicht ‘Pluk de dag’ van Cees Budding.
Op de achterkant schreef hij dat Bamzaai bereid was een voorwoord te schrijven maar dat, gezien het feit dat de SOEA niet van de wind kon leven, Bamzaai liet weten dat er wel een geldelijke vergoeding tegenover moest staan.
Ik liet de kaart zien aan de jongens van de uitgeverij – het was een kleine tweemansuitgeverij – maar helaas, er was geen geld voor een voorwoord van Bob Bamzaai. Bovendien vonden ze het niet nodig, één voorwoord – Bert Wagendorp deed het voor een fles wijn; hij bedierf daarmee behoorlijk de markt voor schrijvers van voorwoorden – was meer dan genoeg vonden ze.
Ik stuurde Remco Campert daarom een brief terug dat de VIENO helaas niet in staat was om Bob Bamzaai te betalen voor het voorwoord van de SOEA en bedankte hem hartelijk voor zijn antwoord. (Ik heb er nu uiteraard spijt van dat ik Bob Bamzaai niet van mijn eigen geld heb ingehuurd; De kaart van Remco Campert heb ik wel altijd bewaard.)
Overigens heb ik nog een goed idee voor een boek getiteld ‘Voorwoord’. Dat bestaat dan uit een stuk van mij van een pagina of tien over de geschiedenis van het voorwoord, met enkele leuke en verantwoorde voorbeelden van voorwoorden, voorafgegaan door liefst vijftig voorwoorden voor het boek geschreven door allerlei bekende mensen. Lijkt me een uniek boek.
Ik moet het maar eens voorleggen aan mijn uitgever, als die nog weet dat ik besta (mijn laatste boek verscheen in 2012). En hoe krijg ik vijftig bekende mensen zo gek dat ze een voorwoord willen schrijven voor een boek dat alleen maar bestaat uit een korte verhandeling over het fenomeen voorwoord?
In ieder geval moeten Bert Wagendorp – hij schreef voor al mijn boeken een voorwoord; altijd tegen een fles wijn; hij kent zijn marktwaarde niet) en Remco Campert (ook al koste het eventueel geld) tot die vijftig mensen behoren. Gezien de leeftijd van Remco Campert – dat hij nog veel ouder mag worden – moet ik hier echter niet te lang mee wachten.