Categorie archief: Geschiedenis

De Rijksdag

Het afgelopen weekend waren we op bezoek bij onze oudste dochter die tijdelijk in Berlijn woont. Voor 28 euro vlieg je tegenwoordig al naar Berlijn. Je bent er in een uurtje. We bezochten samen met haar onder andere de Rijksdag, waar we – de Engelstalige rondleidingen waren uitverkocht – een Duitstalige rondleiding volgden. Mark Twain zou zeggen “Het valt me elke keer weer op hoe slecht de Duitsers hun eigen taal spreken” maar desondanks konden we de gids redelijk goed volgen. Zo vertelde ze dat de wereldberoemde foto van de Russen die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de Russische vlag hesen boven op de Rijksdag was gefotoshopt. Op de oorspronkelijke foto was te zien dat de soldaat die de vlag plaatste twee polshorloges droeg. Dat kon natuurlijk niet. Russische soldaten plunderen immers niet. Op de vrijgegeven foto werd daarom één horloge weggeretoucheerd.

In de Rijksdag zijn overigens nog steeds sporen te zien van de Russische aanwezigheid, zoals kogelgaten en Russische graffiti op de muren. Bij de eerste verbouwing na de Tweede Wereldoorlog waren deze achter een betimmering verdwenen – het gebouw  ligt net in de westelijke sector-  maar de Engelse architect Norman Foster, die in 1995 de prijsvraag had gewonnen om het gebouw te verbouwen, liet de graffiti weer tevoorschijn komen omdat het deel uitmaakte van de geschiedenis van de Rijksdag. Er stonden volgens de gids overigens alleen maar nette zaken.
rijksdag 0

Een ander opmerkelijk verhaal dat de gids vertelde over de oorlogsperiode was dat in de loop van de oorlog de kraamafdeling van een nabijgelegen ziekenhuis naar de kelder van de Rijksdag was verplaatst, waardoor er nog zeventig Berlijners zijn die als geboorteadres de Rijksdag hebben. Ze zijn nu in de zeventig.

Niet alles wat de gids vertelde begrepen we. (Toch jammer dat de gids haar eigen moedertaal zo slecht sprak.) Zo snapten we het verhaal over de adelaar in de zaal van de bondsdag niet helemaal.

rijksdag 1

Volgens de gids was de richting waar de adelaar naar keek na de oorlog veranderd. Tegenwoordig kijkt hij naar rechts. Links en rechts hadden in dit geval niks met politieke voorkeur te maken maar met oorlog en vrede. Rechts zou de kant van de vrede zijn. De Nazi’s hadden een adelaar die naar links keek, dat was de kant van de oorlog. Alleen ze vertelde dit verhaal toen we aan de achterkant van de adelaar stonden, wat het allemaal een beetje verwarrend maakte. Ook heeft de adelaar nu een oog in zijn achterhoofd, zodat hij je altijd in de gaten heeft. Hij kan daardoor ook de kamer zien van ‘Bundeskanzlerin Dr. Angela Merkel.’

rijksdag 3

Haar kamer ligt vlak achter de zaal zodat ze niet ver hoeft te lopen. Haar kamerdeur is heel groot, wel bijna drie meter hoog, wat volgens de gids bij een rondleiding met jonge kinderen tot een zekere angst bij één van de peuters leidde: “Is mevrouw Merkel werkelijk zo groot?” had het kind gevraagd, blijkbaar bevreesd dat er elk ogenblik een reuzin uit de kamer kon komen.

We zagen ook één van de meest omstreden delen van de Rijksdag, namelijk het kunstwerk dat door de Fransen was geschonken.

rijksdag 2

Het bestaat uit een wand met allemaal lege laden met de namen er op van alle parlementsleden die tussen 1919 en 1999 democratisch zijn gekozen. Alleen de namen van de parlementsleden die tussen 1933 en 1945 in het parlement kwamen ontbraken. Hun laden waren zwart gemaakt. Bij sommige laden stond aangegeven dat de leden slachtoffer waren geworden van het Nationaal Socialisme. Het kunstwerk was omstreden omdat er ook laadjes waren voor mensen als Hitler, Goering en Goebbels. Hier was lang over gediscussieerd maar omdat deze personen voor 1933 gewoon in het parlement waren gekozen had men besloten om ze op te nemen. Het zou geschiedvervalsing zijn om dit aspect weg te laten. Wel lokte het laadje van Hitler vaak felle reacties uit. Het was al acht keer ingetrapt. We werden verzocht dat niet te doen.

Tot slot: het mooiste deel van de Rijksdag om te bekijken is de nieuwe glazen koepel boven op de Rijksdag. Deze is ook te bezoeken zonder dat je een rondleiding doet.

rijksdag 4

Niet alleen heb je van boven een mooi uitzicht over Berlijn maar ook geven de spiegels allerlei mogelijkheden om  op een creatieve manier foto’s te maken

rijksdag 5

Drie  voor de prijs van één. (De bovenste drie figuren zouden zo bij de Stasi kunnen werken.)

 

 

Ivo Niehe, George Bush sr. en ik

Laatst had ik het weer een keer, iemand die zei dat ik op Ivo Niehe lijk. Het gebeurt wel vaker dat mensen dat zeggen, maar het is niet juist. Ik lijk niet op hem. Andersom klopt het wel, Ivo Niehe lijkt wel een beetje op mij.

Ivo Niehe Martin van Neck   Ivo Niehe Martin van Neck

Ivo Niehe                                                Martin van Neck

Maar behalve de uiterlijke gelijkenissen zijn er nog een paar overeenkomsten. Zo spreken wij allebei onze vreemde talen goed: ik het Twents en Ivo het Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans, en gezien het feit dat er op de Wikipedia ook een pagina over hem in het Pools is, vermoedelijk ook die taal.

Daarnaast is er de overeenkomst dat wij beide regelmatig ontmoetingen hebben met de groten der aarde. Zo herinner ik me nog goed de ontmoeting die ik in 1989 had met de Amerikaanse president George Bush sr. tijdens zijn bezoek aan ons land.

Het was juli 1989. Bush sr. was op staatsbezoek. Hij logeerde bij koningin Beatrix. Merkwaardigerwijs niet bij haar thuis – sorry, ik kan dit weekend geen logees hebben – maar in haar werkpaleis aan het Noordeinde (had zij daar ergens in een vergaderzaaltje een stretcher voor hem klaar gezet?)

Voorafgaand aan dit bezoek hadden Bush en ik onze ontmoeting. Het was een maandagmorgen en ik liep door de stad op weg naar kantoor. Vlakbij het binnenhof stonden allemaal dranghekken. Die bleken voor Bush te zijn – althans voor het publiek aan de kant van de weg – maar dat was eigenlijk volkomen overbodig want er stond geen mens. Alleen op de hoek bij de vijver van het Binnenhof stond een Amerikaan met twee vlaggetjes te wachten. Ik vroeg hem wat er aan de hand was. Hij vertelde dat zijn president zo langs zou komen en ik besloot even te wachten om te kijken wat er gebeurde. Even later kwam de auto met Bush er in aan rijden. Deze zat somber om zich heen te kijken, want er was werkelijk niemand op straat om naar te zwaaien. Op dat moment begon de Amerikaan naast mij wild enthousiast met zijn vlaggetjes te zwaaien. Bush zag het, veerde helemaal op en begon enthousiast naar ons te zwaaien.

Bush in de auto

Ik zwaaide braaf terug, waarop Bush zich omdraaide en zijn beide duimen nog naar ons opstak om aan te geven dat de Amerikaan en ik goed bezig waren. Daarna reed de autostoet weer verder. Aardige man pa Bush.

Schrijven is schrappen

Het is soms makkelijker om van een kort verhaal een lang verhaal te maken dan van een lang verhaal een kort verhaal. Neem bijvoorbeeld het volgende tienwoordenverhaal (net ter plekke door mij verzonnen) “Sorry, ik wist toch ook niet dat het geladen was.” Even je fantasie gebruiken en je hebt zo een langer verhaal.

Andersom is daarentegen vaak een stuk lastiger. Om van een lang verhaal een kort verhaal te maken moet je gaan schrappen (‘schrijven is schrappen’) en zaken weg laten (‘kill your darlings’). Beide zijn zaken waar ik moeite mee hebt.

In 2005 schreef ik voor de Volkskrant de rubriek ’Het nutteloze kennisparadijs’. Ik had de ruimte voor ongeveer 600 woorden. Heel vaak had ik een leuk idee, ging aan de slag en als het klaar was, liet ik de woorden-tellen-functie van ‘Word’ er op los. En ja hoor, dan had ik weer 900 woorden. Moesten er 300 uit. Eerst gingen de niet-noodzakelijke bijvoeglijke naamwoorden er uit, maar dat was nooit voldoende. Dan de niet-noodzakelijke bijzinnen. Meestal was ik er dan ook nog niet. De volgende stap was dan het weggooien van een hele alinea – en daar stond natuurlijk altijd een o zo leuke maar overbodige anekdote in (‘kill your darlings’).

De grootste uitdaging voor wat betreft het schrappen was toen een wat oudere collega op kantoor – de woorden ‘wat oudere’ kan je in een in te krimpen verhaal zo schrappen – met een oud boek  -‘oud’ kan ook weg – uit 1922 kwam aanzetten. Het was een boek geschreven door Hiram Bingham III, die hierin beschreef hoe hij de wereldberoemde (woord kan ook weg) Inca-stad Manchu Picchu ontdekte. Misschien was dat wat voor mijn column. Het boek staat tegenwoordig online: ‘Hiram Bingham: Inca Land: explorations in the highlands of Peru. Houghton Mifflin, Boston, Massachusetts 1922.’ (deze zin kan in zijn geheel weg.)

http://www.gutenberg.org/files/10772/10772-h/10772-h.htm )

Het was zeker iets voor mijn column. Het was een hilarisch verslag, althans dat vond ik,  – deze bijzin kan ook weg – van zijn ontdekking van Manchu Picchu. Het enige probleem was echter dat het boek 350 bladzijden telde. Probeer dat maar eens in 600 woorden samen te vatten – ook deze laatste zin kan probleemloos worden geschrapt.

Het kostte me best veel tijd om er een mooi (woord kan weg) kort verhaal van te maken. En net toen ik het af had, stopte de Volkskrant met mijn column. Had ik weer. Ik heb het verhaal later nog wel opgenomen in het nutteloze kennisboek. (Deze hele alinea met de anekdote van het stoppen door de Volkskrant zou in zijn geheel weg kunnen; maar dat doe ik hier uiteraard niet omdat ik mooi zelf de lengte van deze blogpost bepaal.)

Maar goed, – deze twee woorden kunnen ook weg –  zie hier hoe een boek van 350 bladzijden in ruim 600 woorden wordt samengevat. De foto’s heb ik voor deze blogpost speciaal toegevoegd. Ze staan niet in het boek.  Deze laatste twee zinnen kunnen uiteraard ook zonder enig probleem worden geschrapt.

Indiana Jones and the lost city of the Incas

Hiram Bingham III, professor Zuid-Amerikaanse geschiedenis aan de Yale University, werd beroemd met zijn ontdekking van Manchu Picchu. De gebouwen van deze Incastad in Peru behoren tot de best bewaarde overblijfselen uit de Incatijd en worden jaarlijks door een half miljoen toeristen bezocht.

manchu

Foto Martin St-Amant – Wikipedia – CC-BY-SA-3.

Bingham ontdekte de gebouwen tijdens de Yale-expeditie van 1911 naar Peru. Het was toeval. Hij was niet op de hoogte van het bestaan van de stad. Een boer vertelde hem er over en wilde hem voor een dollar wel naar het complex brengen. Het was niet eenvoudig om er te komen. Een wankele boomstam over een kolkende rivier en giftige slangen behoorden tot de hindernissen

.bingham

Bingham, staande op een brug in het oerwoud van Peru; Foto afkomstig het Yale  University archief; fotograaf Harry Ward Foote

Bingham, geboren in 1875 en zoon van missionarissen, was een echte avonturier. Hij deed dit niet om rijk te worden – hij was getrouwd met de kleindochter en erfgename van de oprichter van het juwelenconcern Tiffany en woonde in een huis met dertig kamers – maar vanwege een lang gekoesterde wens om beroemd te worden.

bingham gezin

Bingham in 1908 met zijn vrouw, zijn kinderen, zijn vader en zijn tante. Op de bovenste rij staan van links naar rechts: Hiram Bingham II, Hiram Bingham IV en Hiram Bingham III. Foto afkomstig uit het boek van Bingham

Het doel van de Yale-expeditie was Mount Coropuna, waarvan men destijds dacht dat het de hoogste berg van Zuid Amerika was. Deze berg was in die tijd nog niet beklommen en Bingham wilde graag als eerste op het hoogste punt van Zuid Amerika staan. Hij had hierbij opvallenderwijs concurrentie van een zekere Annie Peck. Deze 60-jarige Amerikaanse schooljuffrouw wilde ook als eerste Mount Coropuna beklimmen. Dit om aandacht te vragen voor de rechten van de vrouw.

annie peck fanny workman

Links: Annie Peck in 1911; foto afkomstig uit de Library of Congress Prints and Photographs Division Washington: rechts een collega klimster, Fanny Bullock Workman, op het Silver Throne plateau, Karakoran in Kasmir, Azië in 1917 met een krant met de tekst ‘Votes for Women; foto William Hunter Workman.

Mount Coropuna is een bergcomplex met meerdere pieken. Bingham en de zijnen beklommen de westelijke piek. Halverwege de beklimming ontstond er twijfel. Zaten ze wel op de goede piek? De twee kilometer verderop gelegen noordelijke piek leek bij nader inzien hoger. Na een uitgebreide vergelijking dachten ze niettemin toch op de goede piek te zitten. Ten onrechte, in werkelijkheid is de noordelijke piek 20 meter hoger dan de piek die zij beklommen.

mount corupana

Mount Coropuna met zijn meerdere pieken. foto Edubucher / Wikipedia 

Beklom Bingham de verkeerde piek, zijn concurrente Annie Peck beklom zelfs de verkeerde berg. Ze zag een andere berg aan voor Mount Coropuna. Boven aangekomen op de top van haar berg plantte ze een vlag met de tekst ‘VOTES FOR WOMEN’.

Aangekomen op de top van Mount Coropuna bepaalde Bingham met behulp van twee hoogtemeters de hoogte van de berg. Dat leverde een grote teleurstelling op. De berg was slechts 6425 meter hoog, veel minder hoog dan gedacht, hij stond niet op het hoogste punt van Zuid Amerika – dat is de berg Aconcagua in Argentinië, die is 6962 meter hoog.

Na de beklimming reisde Bingham door naar Parinacohas (ook wel bekend als Lake Flamingo). Bingham verkeerde in de veronderstelling dat Parinacohas het diepste meer van Zuid Amerika was. Hij wou graag als eerste de diepte van dit meer bepalen.

lake inca

Flamingo’s boven het meer; foto afkomstig uit het boek van Bingham

Onderweg naar het meer was een collega dagenlang bezig om een honderden meters lang meetlint te maken met om de 1,5 meter een loodgewicht. Aangekomen bij het meer roeide Bingham voorzichtig naar het midden en liet het meetlint langzaam zakken. Hij hoorde vrijwel direct ‘ploink’. Het meetlint raakte de bodem al, zelfs nog voordat het eerste loodgewicht onder water was verdwenen. Uiteindelijk bleek het meer nergens dieper te zijn dan 1,5 meter.

Gelukkig voor hem werd hij toch beroemd dankzij de boer die hem de weg wees naar Manchu Picchu.

Bingham bleef een avonturier. In de Eerste Wereldoorlog leerde hij vliegen. In 1917 was hij hoofd van de Amerikaanse vliegschool in Issoudan, Frankrijk. Later ging Bingham de politiek in. In 1924 werd hij gouverneur van Connecticut. Hij was het slechts één dag. De volgende dag werd hij lid van de Amerikaanse Senaat – hij nam de plaats over van een overleden senator. Hij stond bekend als de vliegende senator. In 1929 kreeg hij een ‘Censure’, een officiële berisping, omdat hij een door de industrie betaalde lobbyist in zijn staf had. In 1933 werd hij niet herkozen.

bingham 1928

Bingham als “vliegende senator’  in 1928

Hij overleed in 1956. Het filmpersonage ‘Indiana Jones’ uit de films van Steven Spielberg is mede op hem gebaseerd. Ook een maankrater is naar hem genoemd. Enig minpuntje: je kunt de krater vanaf de aarde niet zien, hij ligt aan de achterkant van de maan. Dat zal Bingham ongetwijfeld wat minder gevonden hebben.”

Wat Bingham uiteraard niet in zijn boek vermeldde, is dat voor hem al anderen  Manchu Picchu hadden ‘ontdekt’, zoals in 1867 de Duitser Augusto Berns. (Deze zin kan ook weg).

Eigenlijk kan deze hele blogpost wel weg.

Een giraffe met naam

Wellicht is voor het pasgeboren naamloze girafje uit Artis – zie de blogpost van 3 november – een schrale troost te weten dat Zarafa, de bekendste giraffe van Europa, aanvankelijk ook naamloos door het leven ging. ‘Aanvankelijk’ is in dit kader overigens een behoorlijke understatement. Zarafa kreeg haar naam namelijk pas in 1998, dat is liefst 173 jaar nadat ze was geboren.

zarafa

Een opgezette Zarafa zoals ze vandaag de dag te zien is in het Muséum d’histoire naturelle de La Rochelle. Foto Selbymay – Wikipedia

Degene die haar de naam Zarafa gaf, was de Amerikaanse schrijver Michael Allin die in 1998 het boek: ‘A Giraffe’s True Story, from Deep in Africa to the Heart of Paris’ schreef. In dit boek beschreef hij de opmerkelijke reis van een giraffe die in 1825 van het diepe zuiden van Soedan naar Parijs werd gebracht. In het boek gaf hij haar gemakshalve de naam Zarafa, dat in het Arabisch zowel ‘charmant’ als ‘giraffe’ betekent. Deze naam is sindsdien de naam waar het beest vandaag de dag onder bekend onder staat.

Zarafa was een geschenk van Mohammed Ali aan koning Charles X van Frankrijk. Mohammed Ali was de van oorsprong Albanese gouverneur van Egypte. Hij hoopte met zijn ongewone geschenk te bewerkstellen dat de Fransen, de Engelsen en de Habsburgers  – zowel de Engelse koning George IV alsmede keizer Franz II kregen ook een giraffe – zich niet in de toenmalige Griekse vrijheidsstrijd zouden mengen. (Tevergeefs, de Fransen en de Engelsen zouden de Grieken steunen in hun opstand tegen Turkije.) Een giraffe was in die dagen een buitengewoon ongewoon geschenk. De laatste giraffe voor Zarafa die in Europa te zien was, was een giraffe in Florence, die sultan Mamelouk van Egypte in 1486 aan Laurent de Médici had geschonken.

Zarafa werd als jong kalf in de buurt van de Zuid Soedanese stad Sannar gevangen. Op de rug van een kameel werd ze naar Khartoem gebracht. Dat was een reis van een kleine 300 kilometer. Via een boottocht van zo’n 2500 kilometer over de Nijl belandde ze in Cairo. Vandaar ging de reis naar Alexandrië, waar ze in september 1826 scheep ging voor een tocht naar Marseille. Tijdens de hele reis kreeg de jonge giraffe elke dag zo’n 25 liter melk afkomstig van drie koeien die samen met haar mee reisden. Ook was er een groot gat uitgesneden in het dek van de boot waar Zarafa haar hoofd door kon steken. Na een tocht van 32 dagen kwam ze op 31 oktober 1826 aan in Marseille, waar ze een grote sensatie was.

Omdat de zeereis door de golf van Biscaye als te gevaarlijk voor het jonge beest werd gezien, besloot men om Zarafa over land van Marseille naar Parijs te brengen. Ze overwinterde in Marseille en op 20 mei 1827 begon ze aan haar 41 dagen lange wandeling naar Parijs. Tijdens deze wandeling van 900 kilometer die haar onder andere voerde door de steden Aix-en-Provence, Avignon, Orange en Lyon werd ze in elke stad opgewacht door duizenden toeschouwers.

Boek Giraffe

Het boek van Allin is ook in het Nederlands vertaald. De afbeelding op het kaft is een schilderij van Jacques Raymond Brascassat getiteld ‘Passage de la girafe à Arnay le Duc’, waarin hij Zarafa tijdens haar wandeling door de gemeente Arnay le Duc heeft weergegeven. Het schilderij bevindt zich in het Musée des Beaux-Arts de Beaune.

Op 30 juni 1827 kwam Zarafa in Parijs aan waar ze op 9 juli officieel door koning Charles X in ontvangst werd genomen. Ze kreeg een onderkomen in de Jardin des Plantes. Daar kwamen dat jaar zo’n 600.000  – zo ongeveer heel Parijs in die tijd – enthousiaste toeschouwers haar bekijken. Er ontstond een grote toeristische industrie om haar heen. Ze werd bijvoorbeeld afgebeeld op allerlei zaken, zoals porselein en klokken. Ook had ze invloed op de mode. Mannen gingen extra hoge hoeden dragen en vrouwen staken hun haar hoog op en droegen jurken met een giraffeprint.

Giraffe mode

Giraffenjurk en “giraffenhaar”; afbeelding uit ‘The Repository of Arts, Literature, Commerce, Manufactures, Fashions, and Politics’ omstreeks 1827.

Achttien jaar later zou Zarafa overlijden. Na haar dood werd ze opgezet. Ze heeft nog jarenlang in de foyer van de Jardin des Plantes gestaan, voordat ze werd overgebracht naar het Muséum d’histoire naturelle de La Rochelle waar ze nog steeds staat. De twee giraffes die naar Londen en Wenen gingen stierven binnen twee jaar na hun aankomst.

 

We hebben een beller (2)

De naam van het verhaal met de titel “We hebben een beller” dat ik twee dagen geleden schreef, deed me er aan denken dat ik tien jaar geleden een keer een opzet voor een verhaal met dezelfde titel heb geschreven voor de serie ‘Het Nutteloze Kennisparadijs’ die ik in die tijd voor De Volkskrant schreef. Dat  verhaal begon als volgt:

We hebben een beller.

Op 10 maart 1876 vond het allereerste telefoongesprek ter wereld plaats. Op die dag “belde” Alexander Graham Bell zijn assistent Thomas Watson, die zich elders in het huis bevond en sprak de beroemde woorden: “Mr. Watson—Come here—I want to see you“.

Bell aan het bellen   Thomas Watson

Links Bell aan het bellen in 1892; Rechts Thomas Watson, de persoon die als eerste persoon ter wereld gebeld werd (“Neem jij even op”).

Bell is overigens niet ‘de bedenker’ van de telefoon. Zo had in 1861 de Duitser Johann Philipp Reis al een idee ontwikkeld voor een apparaat waarmee via een elektrische verbinding geluid op afstand kon worden overgedragen. Hij noemde dat een ‘Telefon’. Alleen slaagde hij er niet in om een werkende versie te ontwikkelen. Hij had dan ook geen patent op zijn idee. Hetzelfde gold voor de Italiaanse Amerikaan Meucci. Die bedacht in 1871 ook een apparaat (de ‘telettrofono) waarmee je op afstand geluid kon horen. Maar vanwege geldgebrek – een volledige patentaanvraag kostte 250 dollar en Meucci was even daarvoor failliet gegaan –  was hij niet in staat om een patent voor zijn apparaat aan te vragen. Het trieste voor Meucci was dat zijn idee later wel bleek te werken, maar ja, geen patent. Het was daardoor Bell die als eerste een patent kon indienen voor een werkende telefoon en dat toegewezen kreeg.

Iemand die net als Bell ook een patent indiende voor een werkende ‘telefoon’ was een zekere Elisha Gray. Maar – en nu komt het –  hij was twee uur te laat! Hij diende zijn aanvraag  in op dezelfde dag als Bell, maar diens patentaanvraag werd twee uur eerder geregistreerd. Gray beweerde later dat hij zijn aanvraag ’s morgens vroeg al bij de opening van het patentbureau had ingeleverd maar dat de klerk het in zijn In-bakje had laten liggen. Een mooi verhaal.

Dat hij van zijn vrouw die dag eerst boodschappen moest doen voordat hij naar het patentbureau kon gaan, zou natuurlijk zelfs nog een mooier verhaal zijn, maar dat verzin ik hier ter plekke. Over de vraag wie het recht had op het patent voor de telefoon hebben Meucci, Gray en Bell uiteindelijk zo’n 500 rechtszaken gevoerd en het slot van het liedje was dat het patent bij Bell bleef.

Een mooi detail over het leven van Bell dat hier beslist niet onvermeld mag blijven, is dat Bell getrouwd was met een doof iemand, Mabel Gardiner Hubbard. Zij was een van de dove studentes die hij had leren kennen toen hij spraakles gaf op een dovenschool. De man die de telefoon heeft “bedacht”, heeft dus nooit naar huis kunnen bellen om tegen zijn vrouw te zeggen dat hij wat later thuis kwam.

Bell dovenschool

Bell, bovenaan de trap rechts met baard, op een dovenschool in Boston waar hij in 1871 les gaf.

Voor wat betreft het eerste werkende mobieltje, dat verscheen pas bijna 100 jaar later. Degene die het eerste mobiele gesprek voerde, was Martin Cooper van Motorola. Hij belde op 3 april 1973 naar Joel Engel van concurrent AT&T om hem te laten weten dat het Motorola was die als eerste een werkend mobieltje had. Zijn historische eerste woorden  – uit de categorie ‘lekker puh’ – waren: “Joel, ik bel je met een ‘echte’ mobiele telefoon.”  Ok, hij zal het vermoedelijk niet in het Nederlands gezegd hebben, maar ook in het Engels, is het niet een uitspraak uit het rijtje: “Het is een kleine stap voor een mens maar een grote stap voor de mensheid” – zijnde de eerste woorden van Neil Amstrong toen hij als eerste mens voet op de maan zette.

Ik heb het verhaal niet voor de krant gebruikt. Ik was er niet helemaal tevreden over. Maar dat is natuurlijk geen enkel beletsel om het hier wel te plaatsen!