Categorie archief: Dagelijks leven

Isfahan

Zo zag Isfahan 300 jaar geleden er uit. (Afbeelding afkomstig uit het boek ‘La galerie agreable du monde’ uitgeven in 1725 door P. van der Aa uit Leiden)

isphafaan

Tegenwoordig telt de stad zo’n 1,8 miljoen inwoners en is na Teheran en Mashhad de derde stad van Iran. Vanwaar Isfahan in dit blog?

Dat komt door mijn oudste dochter. Oorspronkelijk was zij van plan om het afgelopen weekeinde samen met haar vriend een weekendje Brussel te doen. Ze had daartoe een goedkope vlucht Berlijn-Brussel geboekt – het is tegenwoordig bijna moeilijker om een dure vlucht te vinden dan een goedkope –  en haar vriend zou per trein vanuit Rotterdam naar Brussel afreizen.

Maar toen kwamen de aanslagen in Parijs, gevolgd door de terreurdreiging in Brussel. Ze besloten daarop het weekend niet in Brussel door te brengen maar in Antwerpen. Ze vloog nog wel naar Brussel en nam vandaaruit de trein naar Antwerpen. Ze bekeken er een bierbrouwerij – dat zal wel het culturele aspect van het reisje zijn geweest – en gingen er verder winkelen en uit. Zondag vloog ze via Brussel weer terug naar Berlijn.

Gelukkig “vluchtte” ze naar Antwerpen en niet naar Isfahan. Voor wie deze zin niet begrijpt, zie hier het gedicht ‘De tuinman en de dood’ van Pieter Nicolaas van Eyck (1887-1954) uit 1926.

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,  / Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, / Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, / Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, / Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!’ –

Van middag – lang reeds was hij heengespoed – / Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.

‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, / ‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’

Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t, / Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan, / Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’

Lees verder Isfahan

Een zwart gat in de wasmachine

Zwarte gaten hebben een grote aantrekkingskracht. Niet alleen letterlijk – alles wordt in een zwart gat gezogen, ook het licht –  maar ook figuurlijk, de belangstelling voor zwarte gaten is altijd groot. Gisteravond was er op tv ‘DWDD University presenteert: Zwarte gaten door Robbert Dijkgraaf’. In het tv-college behandelde de professor de vele opmerkelijke ins (veel) en outs (weinig) van zwarte gaten.

zwart gat

Een computersimulatie van een zwart gat in de Melkweg; Zo zal het gat op 600 km afstand er uit zien. Afbeelding: Ute Kraus, Institut für Physik, Universität Hildesheim,

Toen ik gisterenavond – 27 november 2015; dat zal later als een historische datum in de wetenschap worden gezien – naar het programma keek, kreeg ik opeens een gedachte waarvan ik ook zelf de consequenties nog nauwelijks kan bevatten. Als een donderslag bij heldere hemel  – Eureka!, daar valt de appel – schoot het namelijk door mij heen dat er zwarte gaten kunnen ontstaan in een wasmachine!

Hoe kwam ik op dit idee? “Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal.” zou Albert Einstein zeggen. De eerste aanwijzing kreeg ik toen professor Dijkgraaf vertelde dat er sterren waren die heel snel ronddraaien met allerlei opmerkelijke zaken zoals pulsarstraling tot gevolg. Ik moest opeens aan onze wasmachine denken. De trommel in de wasmachine draait bij het centrifugeren ook heel snel rond met allerlei opmerkelijke zaken tot gevolg. Zo hebben we het al een paar keer meegemaakt dat we een was draaiden met een dekbedovertrek er in en een hoop andere zaken. Gewoon allemaal los door elkaar heen. Maar als we de machine na afloop open maakten, dan zat alles in het dekbedovertrek. Als door een wonder was alle was in het dekbedovertrek getrokken. Dit is niet één keer gebeurd maar meerdere keren.

Ook heel bijzonder was deze strak aangetrokken knoop van overhemden en broeken die we een keer na afloop in de trommel aantroffen.

was

Als je het zelf zo probeert te knopen dan lukt dat niet. Er moeten merkwaardige krachten aan het werk zijn in de wasmachine tijdens het centrifugeren.

Ik heb echter nooit gedacht aan de mogelijkheid dat er een zwarte gat in de wasmachine zou kunnen zitten. Totdat de professor vertelde over de theorie van Stephan Hawking waarom een zwart gat toch straling kan uitzenden (niet alles verdwijnt dus in een zwart gat). De verklaring van Hawking voor dit stralingsfenomeen was dat er deeltjes zijn die vlakbij het zwarte gat soms heel eventjes in twee delen uiteenvallen, een deeltje en een anti-deeltje. En dan kan het gebeuren dat het ene deeltje in het zwarte gat verdwijnt en dat het andere bijbehorend deeltje dat niet doet en vervolgens als straling door het zwarte gat wordt uitgezonden.

Toen viel het 10 eurocentstuk (er zijn geen kwartjes meer). Twee deeltjes die bij elkaar horen, waarvan er één verdwijnt. Dat herkende ik. Ik kon opeens het mysterie van de eenlingen in de was verklaren! Hoe vaak hadden we geen eenlingen in de was, dat wil zeggen sokken waarvan het bijbehorende tweede exemplaar ondanks alle naspeuringen zoek was en bleef. Ik heb zelfs een grote plastic zak met eenlingen in de kast in de hoop dat er ooit nog eens een bijbehorende tweede exemplaar opduikt.

De oplossing voor het raadsel van de eenlingen is zo simpel dat nog nooit niemand er eerder aan heeft gedacht. Tijdens het centrifugeren ontstaat er kortstondig een zwart gat in de wasmachine waarbij één sok in het zwarte gat verdwijnt en het bijbehorende andere exemplaar niet. Als de machine later tot stilstand komt, verdwijnt het zwarte gat en resteert er een eenling. Het verklaart ook waarom alle was in het dekbedovertrek wordt gezogen.

Bevat u de grootsheid van dit idee wel? We bouwen voor miljarden aan deeltjesversnellers en dan blijkt een zwarte gat gewoon in een wasmachine te kunnen ontstaan! En oh ja, gooit u de eenlingen maar weg. Het andere exemplaar zit ergens in een zwart gat, waar het niet uit kan.

Update 1 december

Na de uitzending was er op internet nog een half uurtje een vervolg op de tv-uitzending. Zie: http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/350256

De eerste vraag die daarin werd gesteld, was of eenlingen in een zwarte gat kon verdwijnen. Mathijs van NIeuwkerk had geen flauw idee waar het over ging, maar de professor wist direct wat er werd bedoeld en het antwoord was bevestigend! A ha!. De Nobelprijs is binnen, alleen moet ik hem dus met delen met anderen die dit ook hadden bedacht. Dat geeft niet. De theorie is in ieder geval juist.

 

Sinterklaas

Mijn broer stuurde vanuit Oman per WhatsApp een Sinterklaaswens – waar zijn de tijden gebleven dat wensen nog gewoon met een wortel in een schoen werden gestopt.

“Beste Sint, mijn wens voor dit jaar is een dikke vette bankrekening en een slank lichaam. Het zou fijn zijn als u deze twee niet door elkaar zou halen, zoals vorig jaar.“

Ha leuk, ik ken ook nog wel een grappige Sinterklaasanekdote.

Sinterklaas is op bezoek in een V&D. Alle kinderen mogen bij Sinterklaas op schoot zitten en hem het cadeau vragen dat ze op 5 december graag willen hebben. Na een lange rij wachtenden is een klein jongetje aan de beurt. Nadat hij heeft plaatsgenomen bij de Sint is het eerste wat het jongetje zegt: “Sint ik heb de zelfde naam als u.” “Zo”, zegt Sint, “en wat wil Henk hebben op 5 december?”

Dit jaar vieren wij Sinterklaas waarschijnlijk op kerstavond. Dan is de oudste dochter net terug uit Berlijn en is de jongste dochter nog niet vertrokken voor de wintersport. Het is altijd puzzelen wanneer iedereen er is. Vorig jaar vierden wij Sinterkerst pas in de eerste week van januari. Dat was de week dat de oudste dochter even tussen een studieperiode in Singapore en een stage in New York thuis was.

Vroeger was dat veel eenvoudiger. Toen vierden we het feest gewoon op 5 december en in november stonden we altijd met de kinderen op de schouders bij de Sluisjes de aankomst van Sint te bekijken. Bij één van die aankomsten heeft de jongste dochter nog geleerd dat eerlijkheid niet altijd loont. Na afloop van het feest liepen we terug naar de fietsen. Een Piet liep nog zakjes snoep uit te delen. Aan alle kinderen vroeg hij of ze al een zakje hadden. Alle kinderen zeiden nee en kregen een zakje. Alleen mijn dochter zei eerlijk ja – het zakje was overigens zeer knap met één hand gevangen door haar vader – waarop ze geen zakje kreeg. Ik snapte het wel, hij had natuurlijk niet genoeg zakjes, maar toch, het stimuleerde de kinderen niet echt om eerlijk te zijn. Dochter keek dan ook zeer beteuterd toen ze als enige van de kinderen geen zakje van hem kreeg.

Sint

Later kreeg ze op de crèche gelukkig nog wel een cadeau van Sint en zijn Pieten.

Parijs en Toeval

Volgens de Frans schrijver en filosoof Voltaire (1694-1778; geboren en gestorven in Parijs) bestaat toeval niet. “ We noemen zo een gevolg van een oorzaak die we niet zien”. Ik denk niet dat hij gelijk heeft. Toeval bestaat wel. Soms zien we de oorzaak wel maar noemen we het toch toeval. Een voorbeeld om dit duidelijk te maken.

De allereerste bom die de Engelsen tijdens de Tweede Oorlog op Berlijn gooiden, kwam in een dierentuin terecht en doodde daar de enige olifant van heel Berlijn. Toeval? Als je een bom op Berlijn gooit, dan moet hij ergens op de grond vallen, en ja dan kan hij in het hok van de olifant terecht komen. We kennen de oorzaak (de bom) en we kennen het gevolg (de dood van de olifant). De kansberekening zegt dat het kan gebeuren, maar omdat de kans zo klein is, noemen we de dood van de olifant toch toeval.

Toeval is een gebeurtenis met een kleine kans op die gebeurtenis. Maar hoe klein moet de kans zijn voordat we iets toeval noemen?  Een tiende? Een honderdste? Een duizendste? Een miljoenste?

Hoe kom ik nu op toeval? Door die vreselijke gebeurtenissen in Parijs. Neem die twee spelers van het Franse nationale elftal, Lass Diarra en Antoine Griezmann. Diara verloor een nichtje bij één van de schietpartijen. De zus van Antoine Griezmann was aanwezig bij het concert in de Bataclan maar zij overleefde het gelukkig. Parijs telt ruim 2,2 miljoen inwoners. Bij elkaar zullen daarvan zo’n 500 tot 1000 mensen bij de aanslagen beschoten zijn. Hoe groot is dan de kans dat het Franse nationale elftal niet één maar twee spelers telt met familieleden die worden beschoten bij de aanslag?

Nog zo’n voorbeeld. Op tv was het relaas te horen van een Nederlands meisje dat in Parijs was en wilde gaan eten in het restaurant Le Petit Cambodge. Ze was net te laat voor het laatste vrije tafeltje en moest daarom even aan de overkant wachten totdat er een tafeltje vrij kwam. Even later werd het restaurant beschoten. Hoe groot is de kans dat zoiets allemaal gebeurt? Het toeval heeft haar gered.

Los van deze discussie over toeval, je zou maar de ouders, familie of vrienden zijn van bij voorbeeld Mathias en Marie die toevallig aanwezig waren bij het concert in Bataclan. Op Twitter verschenen er onder de hashtag @recherheparis al snel na de aanslag foto’s van allerlei vermiste mensen waaronder die van Marie met de vraag of iemand haar had gezien.

aanslagen 0

Kort daarna  gevolgd door foto’s van Marie samen met haar vriend Mathias, want hij was ook vermist.

aanslagen 1

Even later volgde een hernieuwde oproep. Een speurtocht bij alle ziekenhuizen in Parijs had niets opgeleverd. Ze waren nog steeds niet terecht.

aanslagen 2

Tot slot verscheen er nog een laatste update. De foto was nu zwartwit. De zoektocht was ten einde. “Ik heb geen woorden meer, alleen nog tranen” stond er in het bericht. Ze waren allebei overleden.

aanslagen 3

Hartverscheurend. Toeval is een kleine kans, met soms vreselijk verdrietige uitkomsten.

Nobelprijzen

Kreeg een maandje geleden de oudste dochter haar bachelorsdiploma, gisteren was de jongste aan de beurt. Uiteraard zaten er weer een hoop trotse fotograferende ouders in de zaal.

graduation day

Even klikken op de foto voor een grotere afbeelding. Mijn dochter is te herkennen aan een zwarte toga.

De dochter heeft economie in Rotterdam gestudeerd. Tijdens zijn praatje merkte de decaan op dat de Nobelprijs voor economie die de Rotterdamse econoom Jan Tinbergen in 1969 had gekregen buiten de zaal te zien was in een glazen vitrine. Hij raadde ons, en ook de studenten, aan om die eens te gaan bekijken. Je kon hem op een afstandje van 20 centimeter zien. Dichter bij een Nobelprijs zult u waarschijnlijk niet komen, hield hij ons en de studenten voor.

Nu heeft Tinbergen officieel niet de Nobelprijs voor economie gewonnen maar ‘de prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Wetenschappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel’. Deze prijs is pas in 1969 voor het eerst uitgereikt. Strikt formeel is het dus geen Nobelprijs, maar een kniesoor die daarover valt. In de praktijk wordt deze prijs altijd als een Nobelprijs betiteld. Bovendien wordt hij op dezelfde dag als de ‘echte’ Nobelprijzen uitgereikt. Dus na afloop deze prijs toch maar even bekeken.

nobelprijs

Slechts 20 cm scheiden mij nog van een Nobelprijs!

Maar hoezo zou ik eigenlijk niet dichter bij een Nobelprijs kunnen komen? Dat zullen we nog wel eens zien. Ik heb even gekeken waar mijn beste kansen liggen. Bij de wetenschappelijke prijzen wordt de prijs meestal uitgereikt om een baanbrekend wetenschappelijk onderzoek te eren dat al jaren eerder heeft plaatsgevonden. Daar zit ik deels goed. “Mijn wetenschappelijke ontdekkingen” tijdens mijn studie ‘Toegepaste Wiskunde’ dateren inderdaad al van jaren geleden. Maar of mijn ‘onderzoeken’ baanbrekend genoeg waren, dat waag ik te betwijfelen. Ik vermoed van niet. Maar eigenlijk doet dat er allemaal niet toe, want er is helemaal geen Nobelprijs voor Wiskunde. De Wikipedia geeft een mooie verklaring voor de reden hiervan:

“Er is geen Nobelprijs voor wiskunde. Er is veel gespeculeerd waarom een Nobelprijs voor wiskunde ontbreekt. Een wijdverbreid verhaal is dat Nobel wilde voorkomen dat een beroemd wiskundige (Gösta Mittag-Leffler) de prijs zou krijgen, omdat hij een affaire zou hebben met een vrouw met wie Nobel relaties onderhield. Meer waarschijnlijke verklaringen zijn dat Nobel de wiskunde niet zag als een praktische wetenschap waar de mensheid veel aan zou hebben, en het feit dat er al een andere prestigieuze wiskundeprijs in Scandinavië bestond, waar hij niet mee wilde concurreren.”

Goed, dus geen wetenschappelijke Nobelprijs. Dan resten er nog twee opties: die voor Literatuur en die voor Vrede. Die voor Vrede wordt lastig. “Ik ben voor Wereldvrede!” maar ik ben bang dat alleen het uiten van deze kreet niet voldoende is voor het winnen van de Nobelprijs (maar misschien win ik er wel een Mister World verkiezing mee). Ik denk dat ik het beste kan gaan voor die van Literatuur. Maar hoe groot zijn mijn kansen daar? Er is er nog nooit eentje toegekend aan een schrijver die in het Nederlands schreef. Vergroot dat mijn kansen  – eindelijk ook een Nederlandstalige auteur! –  of verkleint dat mijn kansen juist? Ik vermoed dat mijn felrealistische non-fictie literatuur die ik tot nu heb geschreven niet voldoende is, dus ik moet snel een nieuw oeuvre opbouwen. Dat kan ik, denk ik, het beste en het snelste doen door middel van dit blog.

Waar moeten mijn schrijfsels aan voldoen? Even een blik op de motivatiereden die het Comité volgens de Wikipedia heeft verstrekt bij het uitreiken van de Nobelprijs aan de laatste zes winnaars:

  • 2011: Tomas Tranströmer; Zweden. “Omdat hij met zijn verdichtende, doorschijnende beelden ons een nieuwe toegang geeft tot de werkelijkheid.”;
  • 2012: Mo Yan; China. “Die met zinsbegoochelend realisme in zijn volksverhalen verleden en heden doet versmelten
  • 2013: Alice Munro; Canada. “Meester van het hedendaagse korte verhaal.”
  • 2014: Patrick Modiano; Frankrijk. “Voor de herinneringskunst waarmee hij de meest ongrijpbare menselijke lotsbestemmingen heeft weten op te roepen
  • 2015: Svetlana Aleksijevitsj; Wit-Rusland. “Voor haar veelstemmige werk, een monument voor lijden en moed in onze tijd”
  • 2016: Martin van Neck; Nederland. ”Als erkenning voor zijn observatievermogen, de originaliteit van zijn verbeelding, de kracht van zijn ideeën en zijn opmerkelijke talent voor het vertellen; eigenschappen die de blogposts van deze wereldberoemde auteur kenmerken

Dat ik volgend jaar de Nobelprijs krijg (niet alles wat op de Wikipedia staat is waar) is nog een beetje onzeker – de reden die hier staat lijkt overigens verdacht veel op de reden waarmee Rudyard Kipling in 1907 de Nobelprijs won; dat is toeval. Wel geef ik toe dat de toekenning aan een schrijver van een blog omstreden zal zijn, maar er zijn wel vaker omstreden toekenningen geweest. De Wikipedia geeft zelfs een hele lijst van omstreden toekenningen. De mooiste vind ik die van 1974:

In 1974 waren Graham Greene, Vladimir Nabokov en Saul Bellow genomineerd, maar ze moesten het onderspit delven voor een gedeelde prijs aan twee Zweedse auteurs, Eyvind Johnson en Harry Martinson, die zelf juryleden waren.

Ik ga dus voor die van literatuur maar om de kans op die andere ook nog te vergroten, nog eenmaal: “IK BEN VOOR WERELDVREDE!”

 

 

Correcties en Aanvullingen

De kans dat er in mijn blog fouten verschijnen is zo klein dat er op dit blog geen behoefte is aan een rubriek ‘Correcties en Aanvullingen’. Dit in tegenstelling tot veel kranten zoals de NRC en de Volkskrant waar het bijna dagelijkse rubrieken zijn. Ik mag die rubrieken graag lezen. Neem bijvoorbeeld de volgende verbetering uit de Volkskrant van gisteren.

In de recensie over de tentoonstelling Azië > Amsterdam in het Rijksmuseum (V, pag 8-9, 30 oktober) staan twee fouten door een eindredactionele ingreep. Het intro meldt dat Hollandse VOC-schepen eind 16e eeuw luxe-producten mee terugnamen vanuit Azië. Dat waren nog geen VOC-schepen – de Vereenigde Oostindische Compagnie werd pas in 1602 opgericht. Ook staat erin te lezen dat de producten hebbedingen werden voor de Amsterdamse grachtengordel. Die bestond eind 16e eeuw ook nog niet.’

Een heerlijk bericht. Je ziet de verbijstering van de journalist voor je als hij ’s morgensvroeg bij het ontbijt de inleiding van de eindredactie bij zijn stuk in de krant leest. VOC-Schepen? Grachtengordel? De meeste grachten in Amsterdam zijn nota bene pas in het begin van de 17e eeuw gegraven. Welke idioot van de eindredactie is hier verantwoordelijk voor? Kwaad belt hij naar de krant. “Rectificeren!” brult hij.

Ik ben niet de enige die de rubriek graag leest. Ook Nico Dijkshoorn maakt in zijn column van 19 mei 2015 in De Volkskrant melding van het feit dat hij de rubriek graag leest. Sterker nog, hij zou zelfs een rubriek willen schrijven met daarin ‘Aanvullingen & Verbeteringen’ op nooit verschenen publicaties.

Een hele krant vol met verzonnen ‘Aanvullingen en Verbeteringen’ daarop zou ik mij meteen abonneren. ‘In het artikel ‘En dan trek ik me terug in mijn creatieve unit en dan kan de hele buitenwereld mijn kloten kussen’ is de echte naam van Jett Rebel helaas niet goed geschreven. Bonkert Schuipsma had moeten zijn: Blakert Schoepert. De nieuwe cd heet niet Suck maar Sok.’ aldus Nico Dijkshoorn.

Ik ben het niet met hem eens. Je moet ze niet gaan verzinnen. De kracht van de rubriek is juist dat het correcties zijn op serieus geschreven berichten. Bovendien zijn veel aanvullingen en verbeteringen op zich al leuk genoeg om te lezen. Wie dit ook goed aanvoelt, is fotoredacteur Frank Schallmaier van de Volkskrant. Voor de Volkskrant van zaterdag 22 november 2014 maakte hij een overzicht van de leuke correcties. Ik heb hier even de vijftien leukste gekopieerd.

correcties

(Even aanklikken om ze goed te kunnen lezen)

Correcties en Aanvullingen

In de blogpost ‘Correcties en Aanvullingen’ van donderdag 4 november 2015 schrijf ik: ‘De kans dat er in mijn blog fouten verschijnen is zo klein dat er op dit blog geen behoefte is aan een rubriek ‘Correcties en Aanvullingen’ Dit had moeten zijn: ‘De kans dat er in mijn blog fouten verschijnen is zo groot dat er op dit blog ook een grote behoefte is aan een rubriek ‘Correcties en Aanvullingen’

In de blogpost ‘Correcties en Aanvullingen’ van donderdag 4 november 2015 wordt ten onrechte gemeld: “Ik heb hier even de vijftien leukste gekopieerd” Het zijn er slechts twaalf.

We hebben een beller

De HTM is een campagne begonnen voor bellende fietsers. Het is niet zo dat de HTM wil dat fietsers eens flink meer met hun fietsbel gaan bellen, maar het is een voorlichtingscampagne om fietsers op de gevaren te wijzen van het mobiel bellen onder het fietsen.

bellen

Bord bij het tunneltje onder de N44 bij de Horsten in Wassenaar

Op Radio West vertelde een voorlichtster dat ze een onderzoek hadden gedaan. Tijdens een tramrit had de bestuurder gemiddeld veertig keer per rit te maken met een bellende fietser. “Veertig keer per rit een noodstop?” vroeg de interviewer verbaasd. ‘Nee dat niet, maar wel dat een trambestuurder tijdens zijn rit veertig keer een bellende fietser zag, waarvan het de vraag was of deze de tram wel in de gaten had. Het was dus goed opletten voor hun chauffeurs.

Dat er overal en altijd mensen met hun mobieltje bezig zijn, klopt. Hoe vaak zie je bijvoorbeeld niet dat mensen die in de rij voor de kassa bij Albert Heijn staan aan het bellen zijn en dat ze zelfs als ze aan de beurt zijn hier nog mee doorgaan.

Bij de kassa van de Kookwinkel in de Passage van Den Haag vinden ze dat niet zo fijn. We zagen daar namelijk vanmiddag dit opmerkelijke bordje bij de kassa staan.

bordje bellen

Leuk! Overigens voor de slimmeriken, de foto is inderdaad met mijn mobieltje gemaakt.

Het zijn moderne tijden, want toen we terug naar huis fietsten, zagen we aan een lantarenpaal op de Bezuidenhoutseweg dit bord hangen. (Het roept automobilisten op om tijdens het rijden niet met hun mobieltje bezig te zijn. Deze uitleg is voor degenen die niet weten wat al die icoontjes betekenen; wij weten dat  uiteraard wel want wij zijn bijdetijds.)

bordje bellen 2

’s Avonds liepen we met onze jongste dochter, die weer naar Rotterdam terug ging, mee naar de tramhalte. Ze was net op tijd om de tram te halen. Ze stapte in en wij liepen verder. Even verderop passeerde de tram ons. Enthousiast zwaaiden we nog even naar haar. Ze zag ons niet. Ze zat op haar mobieltje te kijken.

Gespreksflarden (2)

Ik moet voor Marianne muesli kopen op de markt. “Gewoon simpele muesli” zei ze. Aangekomen bij de kraam blijken ze liefst vijf verschillende soorten te verkopen: muesli met noten, muesli zonder noten, fruitmuesli, speltmuesli en muesli supermix. Welke is nou de ‘gewoon simpele muesli’? Ik bel haar op om te vragen welke ze wil hebben. Ze neemt niet op. Ik besluit om dan maar voor de supermix te gaan. Supermix, dat klinkt niet slecht. Bovendien komt mij die zak bekend voor.

Ik loop vervolgens naar de kaaskraam. Onderweg daar naar toe, kan ik nog net een oude vrouw in een rolstoel ontwijken. Ze rijdt in volle vaart over de markt. Ze stopt bij een oude vrouw met een rollator.
Nou Ans, die stok kan je vergeten, die ben je kwijt” roept ze. “Ik heb hem op het toilet laten staan” antwoordt Ans.

Even verderop loop ik door een gesprek heen van een oudere en jongere vrouw: “Als jullie het niet voor mekaar krijgen, dan kan je het toch van ons lenen?” hoor ik de oudere vrouw zeggen.

De markt is zoals altijd een plaats vol gespreksflarden. Sommige zijn vrolijk: “Ik dacht laat ik haar eens verrassen met een bosje bloemen, daar zal ze van opkijken” aldus een man tegen de man van de bloemenkraam. Vooral dat  ‘daar zal ze van opkijken’ vind ik leuk. Sommige gespreksflarden zijn minder leuk. Wachtende bij de kaasboer hoor ik een man – ik had eerst ‘oude man’ willen schrijven maar hij is van mijn leeftijd –  tegen zijn buurman zeggen:

Waarom heeft ze het niet eerder tegen mij gezegd. Ik kan het aan hoor. Ja, we zijn allemaal geboren om dood te gaan. Maar zover is het nog niet hoor”.

Ik proef ondertussen een stukje boerenkaas. “Eén jaar oud, en lekker meneer” zegt de kaasboer. Het smaakt goed. Ik pak een stuk en vraag aan de kaasboer hoeveel het weegt. Hij kijkt er naar. “650 gram denk ik” zegt hij. Hij weegt het. Het is 635 gram.

Je hebt er verstand van” zeg ik. “Ervaring meneer”.

In de verte schreeuwt een marktkoopman: “Lekkere Hollandse aardbeien, twee eurootjes!”.

Plonk, plonk

Van de week maakte mijn fiets opeens een raar geluid. ‘Plonk, plonk’ klonk het af en toe. Het zat ergens bij de voorwiel, geen idee wat het was. Thuis de fiets in de garage gezet, hopende dat de gebruikelijke tactiek werkte, namelijk dat het probleem zich ’s nachts vanzelf  zou oplossen. Dat bleek helaas niet het geval te zijn, want toen ik gisteren weer op de fiets stapte om naar Leiden te fietsen klonk het weer ‘plonk, plonk’.

Ergens tussen Leidschendam en Voorschoten zette ik de fiets aan de kant om het voorwiel eens nauwgezet te onderzoeken. Geen idee waar ik het moest zoeken. Ik ben niet zo’n klusser.  ‘Als het niet kapot is, maak het dan niet’  was bij ons thuis het motto, dus voor ons plezier sleutelden wij niet aan fietsen. Opeens zag ik twee dingetjes met een pijltje er op waar je aan kon draaien. Ze zaten op de veringbuizen van het voorwiel. Je kon ze zowel strakker als losser draaien. Misschien waren ze wel losgetrild dacht ik deskundig en draaide ze een stuk strakker.

Ik stapte weer op de fiets en voila, het ‘plonk, plonk’ was weg. “Wat ben ik toch een handyman, wat een Van Neck al niet vermag.” dacht ik trots en fietste vrolijk verder naar Leiden.

In de stad aangekomen klonk er weer ‘plonk, plonk’.  Shit, weer losgetrild? Eerst maar eens de stad in. Het was de dag voor Leidens Ontzet. Het was er gigantisch druk. Voor de geldautomaat van de ING stond een rij van twintig mensen. Hoezo gaat het slecht met de economie of was het geld soms gratis vandaag? In de stad waren er talloze kraampjes met eetbare en niet-eetbare zaken, maar die hadden het nog niet zo druk. Ik liep door een winkelstraat waar een soort verkeersbord stond met de tekst: “Winkels open? Fietsers lopen!”

De meeste mensen trokken naar de kermis. Ik liep er een rondje. Er stonden apparaten waar ik voor geen goud in wil. Stoere jongetjes stapten er in die even later niet meer zo stoer waren.

kermis 1 kermis 3

Ik zag gelukkig ook nog attracties die je ook in mijn jeugd al had, zoals de grijpautomaat (“alweer een winnaar!”), het eendjes vissen en het touwtje trekken voor kinderen.

kermis 2  IMAG0628

Al was dat laatste wel veranderd. Wat de kinderen ook trokken, ze kregen een waardebon en afhankelijk van het aantal waardebonnen dat het kind had, kon het een prijs uitkiezen. In mijn jeugd kreeg je gewoon datgene dat je trok.

Hoewel, ik trok een keer tot mijn groot genoegen een waterpistool, maar de man van de kraam gaf mij een stuk gum. Dat pistool stond voor de gum zei hij. Nou, daar had hij een kwaaie aan mijn moeder aan. “Die jongen heeft een waterpistool getrokken, dan geef je hem ook waterpistool” sprak ze luidkeels. Toen hij dat niet direct wou doen, ging ze zoveel stennis maken, dat er allerlei omstanders op af kwamen, waarop de man maar snel eieren voor zijn geld koos en mij alsnog een waterpistool gaf.

Terug bij de fiets draaide ik weer aan de draaidingetjes – daar zijn draaidingetjes voor – maar het hielp niet: het bleef plonkerdeplonk. Of ik ze nou strakker of losser draaide, het maakte niet uit. ‘Plonk, plonk.’ Thuis gekomen zette  ik de fiets in de garage. Misschien is morgen het ‘plonk, plonk’ wel van zelf weg.

 

Kinderen vliegen uit (en in)

Gisteren kreeg mijn oudste dochter haar bachelor-diploma aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ze studeerde daar ‘Communication and Media’. Het is een internationale (Engelstalige) studie, zo ongeveer de helft van de studenten komt uit het buitenland: van Amerika tot Rusland, van Argentinië tot Australië, van Zweden tot Zuid-Afrika.

judith diploma 20151001_152742

(Ze kwamen niet helemaal uit het buitenland lopen.)

IMAG0615

Veel fotograferende trotse ouders

Voor haar diploma-uitreiking kwam mijn dochter overvliegen vanuit Berlijn waar ze een half jaar werkt bij een of ander hightech bedrijfje.  “Zo’n internationale periode staat goed op mijn CV” zegt ze. Nu zou ik zo denken dat er al genoeg internationale zaken op haar CV staan. Ze heeft na haar middelbare school een jaar in Riverside bij Los Angeles gestudeerd;  met een groepje medestudenten van de Erasmus-Universiteit een paar weken in New York een onderzoek naar crowdfunding gedaan (ze verbleven daarbij in een appartement in Harlem), een half jaar in Singapore gestudeerd (en daarbij half Azië afgereisd) en een stage van drie maanden in New York gedaan (bij + Pool; een organisatie die werkt aan een drijvend zwembad in de Hudson dat tegelijkertijd het water van de rivier zuivert), maar blijkbaar was dat allemaal nog niet genoeg.

Ook haar jongere zus houdt van reizen. Die kwam op de ochtend van de diploma-uitreiking terugvliegen uit Pisa waar ze met wat vriendinnen voor een korte vakantie van vier dagen was (even Pisa, Lucca en Florence bezoeken; ze was op tijd terug voor de uitreiking). In november vliegt ze met haar vriend voor een paar dagen naar Dublin, om vervolgens in december naar Praag te vliegen, waar ze een vriendin gaat bezoeken die ze kent uit haar periode dat ze een paar maanden in Wenen studeerde, om daarna per bus van Praag naar Berlijn door te reizen om daar haar zus te bezoeken.

Dat klinkt allemaal naar hele dure reizen maar dat is niet zo. Ze vliegen met bedrijven als EasyJet en Ryanair. Zo kosten de vluchten naar Dublin geloof ik 20 euro – een of andere openingsactie van Ryanair. Ga daar maar eens als KLM tegen concurreren – en ze verblijven meestal in goedkope Airbnb-appartementen of hotels, of logeren bij vriendinnen die er wonen of op stage zijn.

Hoe anders was dit vroeger. Mijn ouders gingen niet op vakantie naar het buitenland. Dat vonden ze met vier kinderen te veel gedoe en te duur. Wij gingen elke zomer naar een huisje op een vakantiepark in Nederland. Dat was ook leuk. Ik kan me zulke huisjes herinneren in Sint Anthonis (Noord-Brabant), Exloo (Drenthe) en Bakkeveen (Friesland). Vooral die laatste vakantie weet ik nog goed. Ik liep er niet alleen in het donker keihard tegen ons huisje aan, maar we mochten er ook met alle kinderen naar de eerste maanlanding kijken. Mijn ouders vonden dat we zo’n historische gebeurtenis moesten zien. Dus zaten we in een volgepropt zaaltje naar een zwart-wit toestel te kijken waar we Neil Amstrong de eerste stappen op de maan zagen maken (“That’s one small step for a man, one giant leap for mankind”).

Apollo_11_first_step

Toen we terugliepen naar ons huisje – niet hollen Martin –  keken we naar de maan om te zien of we Amstrong konden zien. “Net niet” zei mijn vader, hoewel mijn jongere zusje zeker wist dat ze een stipje op de maan zag bewegen.

Om nog even terug te komen op mijn oudste dochter: in februari begint ze aan een master studie in Leiden. Dat is verdacht dichtbij. Ik heb daarom voor de zekerheid even op Google Maps gekeken of er niet een plaats in Amerika is die ook Leiden heet (je hebt in Amerika tenslotte ook plaatsen met namen als Amsterdam en Rotterdam), maar Google vind niets. Zou ze echt in Leiden, Zuid-Holland, gaan studeren?

Gespreksflarden

Afgelopen zondag zijn we even naar de sluisjes gelopen. We hadden er een behoorlijk tempo in. Onderweg kwamen we niet alleen wat mensen tegen, maar we haalden we er ook een paar in. Soms hoor je dan flarden van een gesprek.

Zo stond bij de Vliet een verzorgster in een wit uniform gebogen over een oude dame in een rolstoel.
De oudste dochter was er echter op tegen en toen heeft die moeder nog jarenlang….” hoorden we haar tegen de oude dame zeggen. Heel intrigerend. Wat heeft die oudste dochter tegen gehouden en wat heeft die moeder daardoor nog jarenlang moeten doen? Ging het om een levensvraagstuk als euthanasie of een opname in een verzorgingstehuis? Of was het iets simpels als een nieuwe telefoon en heeft die moeder nog jarenlang met een oude telefoon met een draaischijf moeten bellen?

Buiten bij de apotheek hoorden we even later een jonge vrouw bellen: “Ik bel in verband met de echo” zei ze. Welke echo? Was ze zwanger of was de gebelde zwanger? Of ging het om een andere lichaamsecho? Of hadden ze net een put in de tuin laten graven en deed de echo het niet? Ook dit zullen we nooit weten. Je hebt toch de neiging om wat vaart te minderen of om stil te gaan staan om de rest van het gesprek te kunnen horen, maar dat is een beetje gênant.

Op twitter zie je onder de hashtag #gespreksflarden ook wel eens van die gespreksflarden voorbij komen. Vooral gespreksflarden in treinen zijn populair. Twee voorbeelden:

This train is good. This train no problems. But other trains. Other trains many problems.”

Die mevrouw naast me in de trein moet nog 14,5 jaar leven, da’s gunstig ivm de erfenis”