Alle berichten van Martin

Tien jaar sequoia gigantea bomen

Ruim tien jaar geleden heb ik uit Amerika meegenomen zaadjes geplant van de sequioa gigantea boom – dat is de grootste boom qua volume ter wereld. Twee van deze zaadjes kwamen uit en groeien sindsdien hier in Nederland op. Aanvankelijk in potten maar sinds 2013 in een stukje gemeentegrond – ik heb de bomen aan de gemeente geschonken.

Op YouTube doe ik af en toe verslag van de ontwikkeling van deze bomen. In januari van dit jaar heb ik op YouTube een nieuw filmpje geplaatst over de ontwikkeling van de boompjes gedurende de eerste tien jaar van hun bestaan. In een filmpje met een lengte van vier minuten en 45 seconden kan je zien hoe de boompjes opgroeien. Afgelopen week passeerde het filmpje de grens van 1000 views.

Met die 1000 views ligt het nog wel ruim achter op een filmpje van een jaar geleden. Dat filmpje (over de eerste negen jaar) trok tot nu toe ruim 28.000 views.  Twee eerdere films (respectievelijk over de eerste vijf jaar en de eerste zeven jaar) wisten tot nu toe ruim 26.000 en 27.000 kijkers te trekken. Bij elkaar hebben dus tot nu zo’n 83.000 mensen op YouTube zitten kijken naar het groeien van mijn twee sequoiaboompjes. (En u nog denken dat ik de enige was die zijn tijd nutteloos zit te besteden.)

In juli 2019 (de eerste 12,5 jaar), in januari 2032 (de eerste 25 jaar) en in januari 2057 (de eerste 50 jaar) zal ik een update plaatsten. (Misschien kan in 2057 iemand mij  even een seintje geven dat ik dat dan moet doen, want tegen die tijd ben ik 101 jaar oud en ben ik het misschien vergeten. )

De boompjes zijn nu respectievelijk 3,75 meter en 2,05 meter hoog en groeien nog steeds. The sky is the limit.

grafiek

Elders op deze site kan je meer over deze boomsoort lezen.

De politie adviseert

Gezien in Den Haag op de Stadhouderslaan, vlakbij het Gemeentemuseum.

de politie waarschuwt

“Attentie bestuurders van Duitse automerken uit het duurdere segment. Parkeer uw auto nabij een lantaarnpaal. Dank u. De politie.”

Er gebeuren blijkbaar zaken die het daglicht niet kunnen verdragen en die zich beter onder het licht van een lantaarnpaal kunnen afspelen. De eigenaar van deze Duitse fiets uit het duurdere segment  heeft in ieder geval het advies van de politie direct opgevolgd en zijn fiets aan een lantaarnpaal op de Stadhouderslaan vastgezet. Ook een automobilist legde voor de zekerheid zijn auto aan een ketting vast.

ketting

Bart van der Leck

In 2017 is het 100 jaar geleden dat de kunstbeweging ‘De Stijl’ met als belangrijkste leden Theo van Doesburg, Gerrit Rietveld en Piet Mondriaan werd opgericht. Vanwege dit jubileum organiseert het Gemeente-museum in Den Haag dit jaar vier tentoonstellingen. De eerste tentoonstelling daarvan (‘Piet Mondriaan en Bart van der Leck. De uitvinding van een nieuwe kunst’) loopt zondag af. Omdat ik die tentoonstelling nog wilde zien voordat hij verdween, bezocht ik samen met de oudste dochter afgelopen woensdag ondanks het mooie weer het Gemeentemuseum.

leck 0

Het Haags Gemeentemuseum in het zonnetje. Buiten was het 28 graden. Er stond gelukkig een ijscokraam (zie de rode cirkel) die lekker chocolade-ijs verkocht. Binnen verkochten ze ‘100 jaar de Stijl’-bier.

meseumHet Gemeentemuseum op Google Earth met de ijscokraam

bier

100 jaar de Stijl’-bier.

Op de affiche van de tentoonstelling staat het uit 1916 stammende schilderij ‘De Storm’ van Bart van de Leck. Het is eigendom van het Kröller-Müller museum en was uitgeleend aan het Gemeente-museum. Ik vind het een mooi werk en je kan er inderdaad een flinke storm in herkennen. (Ik had dan ook gelijk het klassieke lied ‘De klok van Arnemuiden in mijn hoofd’ – “Als de klok van Arnemuiden, welkom thuis voor ons zal luiden, wordt de vreugde soms vermengd met droefenis, als een schip op zee gebleven is”)

leck 00

Nu is het zo dat ik eigenlijk nauwelijks iets af weet van Bart van der Leck en zijn werk – dit in tegenstelling tot Piet Mondriaan waarvan je zoveel werk in het straatbeeld ziet, dat het een beetje te veel van het goede wordt.)

bart van der leck

Bart van der Leck, hij leefde van 1876 tot 1958, hier gefotografeerd met dochter in 1915; fotograaf onbekend; collectie RKD Den Haag

Als ik de informatie op de bordjes in het museum mag geloven – “In 1916 werkt Mondriaan aan Composite 1916 en Compositie in lijn. Hij kan maar geen oplossing vinden voor de verhouding tussen de steeds strakker geformuleerde lijnstukken in het laatste schilderij. Van der Leck kiest voor rood, geel en blauw, en wijst met zijn ‘exacte techniek’ de weg” –  is Bart van der Leck degene geweest die Mondriaan op het spoor heeft gezet van het maken van schilderijen met de primaire basiskleuren rood, geel en blauw.

Zelf maakte Van der Leck al eerder schilderijen waarbij hij zijn onderwerpen weergaf in geometrische vormen. Een mooi voorbeeld daarvan is dit portret van een meisje. (Excuses voor de kwaliteit van de foto’s. Ze zijn genomen met mijn mobieltje, ik moet maar eens een nieuwe kopen.)

leck 5

Jenny, 1920

Nu was het aardige van deze tentoonstelling dat bij een aantal schilderijen van Van der Leck er ook een voorstudie van het schilderij op zaal hing. Neem bijvoorbeeld dit werk: Compositie 1916 no. 4, 1916.

leck 6

De voorstudie van het middelste deel van het schilderij hing er ook.

leck 7

Vergelijk de voorstudie eens met het schilderij. Typisch een geval van ‘Zoek de zeven verschillen’. (Antwoord: in de voorstudie staan linksonder drie rode streepjes omhoog; in het schilderij maar twee; in de voorstudie staan linksboven twee schuine rode streepjes; in het schilderij maar één, enzovoorts ….).

Kijk je naar dit drieluik, dan vermoed ik dat u, net zoals ik, zonder nadere informatie niet ziet wat het moet voorstellen. Ik heb daarom even op de site van het Kröller-Müller museum gekeken – zij zijn eigenaar van dit schilderij. Daar kan je lezen:

In 1914 bezoekt Bart van der Leck in opdracht van Mü̈ller & Co de ijzerertsmijnen die deze firma in Spanje en Noord-Afrika exploiteert. Hij maakt in Algerije een reeks natuurgetrouwe schetsen van het mijngebied, met links en rechts rotspartijen en een weg of spoorlijn, en in het midden een brug en een hijskraan. Na thuiskomst maakt hij vier grote studies in kleur waarin hij dit landschap abstraheert. In de laatste studie wordt de brug gereduceerd tot een zwarte, horizontale balk en de weg of spoorlijn tot twee zwarte diagonalen die in elkaars verlengde liggen. Deze tekening wordt de basis voor het middelste deel van het drieluik Compositie 1916 no 4. De twee zijpanelen roepen een beeld op van de pikdonkere mijn. Met enige moeite is hierop de summiere, schematische voorstelling van twee mijnwerkers te onderscheiden. Het witte blokje bovenin zou de lamp in de schacht kunnen zijn…”

Kijk, als je dit leest, dan zie je wat de kunstenaar wil weergegeven, maar als je het niet weet, dan is het lastig om het onderwerp te herkennen.

Voor een aantal schilderijen heeft Van der Leck een aantal figuratieve voorstudies geschilderd. Het aardige van deze tentoonstelling is nu, dat deze voorstudies naast de schilderijen hangen en als je dan de voorstudie vergelijk met het schilderij, dan herken je het onderwerp wel. Zie de onderstaande drie voorbeelden:

leck aVoorstudie voor de compositie Een man met een hondekar en het resultaat: compositie 1917 nr 1.

leck bVoorstudie voor het uitgaan van de fabriek (1917) en het schilderij zelf.

leck cWerktekening voor de houthakkers en ‘De houthakkers’ (1928)

De tentoonstelling overziend vond ik de werken van Bart van der Leck die er hingen beduidend mooier dan het (vroege) werk van Mondriaan dat er hing. Toch is Mondriaan later veel beroemder geworden dan Van der Leck. Wie overigens meer werk van Bart van der Leck wil zien, kan later dit jaar naar het Kröller-Müller Museum. Die organiseren van 14 oktober 2017 tot 2 april 2018 de tentoonstelling: De mecenas en de ‘verversbaas’. Helene Kröller-Müller en Bart van der Leck”.

Wellicht onder de invloed van de tentoonstelling (of van het ‘De Stijl-bier’) schetste de oudste dochter ’s avonds het volgende portret van uw blogjesschijver. Ik heb het even vertaald in de stijl van de Stijl.

MvNCompositie nr. 5 De Blogjesschrijver (door de oudste dochter) en hier op gebaseerd “De Wijze Uil” (door uw blogjesschrijver)

Tot slot: wie de tentoonstelling nog wil zien, moet wel opschieten. Zondag is de laatste dag.

De kerkklokken van de Nieuwe Kerk in Delft

Vraag: wat hebben onderstaande zes schilderijen, geschilderd in de periode 1650 – 1670,  gemeenschappelijk?

Klokken 2

Het antwoord luidt dat op alle zes schilderijen de Nieuwe kerk in Delft te zien is.

klokken

“Zo, zo, interessant. Kan ik iets met die informatie?” zult u misschien zeggen. Nee, natuurlijk niet. Maar dat geldt voor mijn hele onderzoek naar het vermiste Tweede Straatje van Vermeer. Wat ik wil zeggen, is dat ik een nieuw aflevering heb geschreven over mijn speurtocht. Dus, wie wil weten wat die kerk met mijn onderzoek te maken heeft, kan dat hier lezen.

En voor wie geen geduld heeft, om dat stuk te lezen: nee, het schilderij is nog niet gevonden.

Per Willy Guttormsen

Vorig weekend liepen wij de NS-wandeling van Zutphen naar Olst. In Deventer kwamen wij langs de plek waar vroeger het IJsselstadion lag. Het stadion bestaat niet meer. Het is nu een braakliggend terrein. De ijsbaan ligt tegenwoordig aan de andere kant van de stad. Maar in 1968 lag de ijsbaan er nog zo bij.

00000 schaatsen 3Foto: Collectie Spaarnestad; Nationaal Archief; fotograaf onbekend

Nostalgisch keek ik naar de plek. Ooit zag ik hier als kleine jongen – wij woonden vroeger op een paar kilometer afstand van het stadion –  hoe de Noor Fred Anton Maier er tijdens een schaatsinterland tussen Nederland en Noorwegen (dat soort wedstrijden had je toen nog) een wereldrecord op de 5000 meter reed. Hij reed een tijd van 7.26,2. Dat was toen ongelooflijk snel. Het huidige wereldrecord van Sven Kramer staat overigens op 6.03,32.

Ik heb ook nog andere herinneringen aan die dag. Daarover schreef ik in 2005 in de Volkskrant – in die tijd schreef ik voor die krant de wekelijkse rubriek ‘Het Nutteloze Kennisparadijs’ – onder de titel ‘Per Willy Guttormsen’ de volgende column – de foto’s, afkomstig uit het Nationaal Archief, stonden er toen niet bij; die heb ik er nu bij gezocht.

‘Per Willy Guttormsen’

‘Aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw was het schaatsen ongekend populair in Nederland. Het waren de tijden van Ard en Keessie, van Peter Nottet, Jan Bols en Eddy Verheijen. Toen op 6 en 7 januari 1968 in Deventer een schaatsinterland tussen Nederland en Noorwegen werd gehouden, trok deze wedstrijd duizenden toeschouwers. Na afloop verzamelde de jeugd, waaronder schrijver dezes en een vriendje, zich bij het stadion om handtekeningen te bemachtigen. Nadat wij de handtekening van Kees Verkerk hadden gekregen, sloten we achteraan aan bij de rij voor Ard Schenk. Het was een lange rij. Hij was populair.

Op een gegeven moment was Ard Schenk nog de enige schaatser die handtekeningen aan het uitdelen was. De overige schaatsers waren klaar en zaten al in de bus. Wij stonden geduldig te wachten, maar net toen wij aan de beurt waren, hield hij er opeens mee op en liep naar de bus. Niet dat dat enige haast had – de chauffeur van de bus was nog in geen velden of wegen te zien.

Verbijsterd keken wij, de enige twee jongetjes in Deventer zonder de handtekening van Ard Schenk,  hoe hij in de bus ging zitten. Een jongeman die voor hem in de bus zat en het tafereel had gezien, draaide zich naar hem om. Hij wees naar ons en zei iets. Ard Schenk schudde van nee, zei wat en ging nors naar buiten zitten kijken. Daarop stapte de jongeman uit de bus en liep naar ons toe. Vriendelijk vroeg hij: “He is tired. Do you want my autograph instead?” Hoewel we geen idee hadden wie hij was, knikten we bedeesd en zeiden: “Yes sir”. Hij zette met zorg zijn naam in onze schriftjes, aaide ons over de bol en ging weer in de bus zitten.  We keken naar het blaadje. Met zwierige letters stond er geschreven: ‘Per Willy Guttormsen’.

00000 schaatsen 27 januari 1968; Schaatsen Nederland tegen Noorwegen. Ard Schenk (links) in duel met Per Willy Guttormsen op de 500m. Fotograaf: Ron Kroon, Anefo; Nationaal Archief

Mijn vriendje kende de naam. “Da’s een Noorse stayer, die is heel goed op de tienduizend kilometer” zei hij. Vanaf die dag was Per Willy onze held.  Groot was dan ook ons verdriet toen hij een maandje later tijdens de Olympische Spelen van Grenoble op zowel de vijf als op de tien kilometer net buiten de medailles viel. Op beide afstanden werd hij vierde.

00000 schaatsen 4

15 februari 1968; Olympische Winterspelen te Grenoble. Per Willy Guttormsen (Noorwegen) in actie op de 5000 meter. Fotograaf: Ron Kroon, Anefo; Nationaal Archief

Toch zou Per Willy dat seizoen geschiedenis schrijven. Tijdens de recordraces in Inzell in maart 1968 verbeterde hij met vier seconden het oude wereldrecord van Fred Anton Maier op de tien kilometer. Zijn tijd van 15 minuten en 16,1 seconden zou een klein jaar blijven staan. Toen verpulverde Kees Verkerk met zijn befaamde 15.03,6 het record.

Over het record van Per Willy wist de inmiddels overleden radio-  en televisiepresentator Henk Terlingen altijd een fraai verhaal te vertellen.

00000 henk terlingenHenk Terlingen in 1973; Foto:  Hans Peters, Anefo; Nationaal Archief

Terlingen was door de televisie naar Inzell uitgezonden om verslag te doen van de wedstrijden. Hij had er niet veel zin in en vatte zijn taak niet al te serieus op. Op de avond voor de wedstrijd belandde hij in een plaatselijke bar en raakte daar in gesprek met een sympathieke Noor. Ze zakten samen door en toen de bar sloot, stond Terlingen niet al te vast meer op zijn benen. De volgende morgen versliep Terlingen zich grandioos en toen hij eindelijk met een kater in het stadion arriveerde, had Per Willy al zijn wereldrecord gereden. Bij de huldiging herkende Terlingen hem. Het was zijn drinkmaatje van de avond ervoor. Het zou het enige wereldrecord blijven dat Per Willy Guttormsen ooit reed.”

Trump eet een ijsje

Time is op bezoek geweest bij Donald Trump. Ze mochten een hapje mee-eten. In haar column in de Volkskrant citeert Sheila Sitalsing uit het blad – ik citeer op mijn beurt weer haar en als u mij wilt citeren, dat mag.

Sheila Sitalsing in de Volkskrant: ‘Het beste stukje gaat over het diner, waar een aantal verslaggevers van Time aanzat, samen met Trump en diens vicepresident Mike Pence. Trump krijgt suikervrije cola, terwijl de rest water krijgt geserveerd. Hij krijgt als enige een extra bakje saus bij de kip en bij het toetje krijgt iedereen een bolletje vanille-ijs met taart, behalve de president. Die krijgt twéé bolletjes.

Trump krijgt twee bolletjes ijs, de rest van het gezelschap maar één bolletje. Dat is toch fantastisch! Ik wil wedden dat een heleboel Amerikaanse jongetjes en meisjes nu ook president van Amerika willen worden. Overigens ook als kind at Donald Trump al graag een bescheiden ijsje. Zie hier:

00000 ijsje

Ook Nederland kent politici die graag een ijsje eten. Mark Rutte is een bekend ijsjes-eter en ook Dries van Agt mocht in zijn tijd graag een ijsje op het Binnenhof eten.

00000 ijsje van Agt1977: Dries van Agt eet een ijsje op het Binnenhof; foto Bert Verhoeff, Anefo, Nationaal Archief.

Ik moet overigens nu wat opbiechten – nee, niet dat ik ook graag een ijsje eet – maar dat de foto van de kleine Trump die een reuze ijsje eet fake news is.

00000 tweeettrump

Het jongetje dat een heel groot ijsje eet, is niet Donald Trump, maar een Nederlands jongetje, gefotografeerd in 1983. Ik trof de foto aan in het Nationaal Archief toen ik zocht op ijsjes-etende politici. Maar wat wel waar is dat Trump bij het eten met Time twee bolletjes ijs kreeg en de rest van het gezelschap maar één. Je bent tenslotte president van Amerika of niet.

Duifjes (2)

Een paar weken nadat in de zomer van 1967 een wezel in ons duivenhok had huisgehouden  – zie hier –  kwam een vriendje van mij opgewonden vertellen dat hij met zijn ouders op bezoek was geweest bij een boswachter. Het was een kennis van zijn ouders. Hij had daar verteld over het drama wat ons was overkomen en toen had de man – hij had zelf heel veel duiven –  gezegd dat ik wel gratis een nieuw setje jonge duiven bij hem mocht komen ophalen.

De volgende dag gingen we naar de boswachter. Het was een aardige man. Hij had allemaal meeuwduiven. Dat was een andere soort dan dat wij hadden, maar ik vond ze mooi. We kozen twee jonge duiven uit, een mannetje en een vrouwtje, en gingen blij met onze nieuwe aanwinsten naar huis.

Er was één mogelijk probleempje had de boswachter gezegd. De afstand tussen zijn huis – hij woonde aan de rand van een bos; je bent boswachter of niet –  en ons huis was hemelsbreed, ‘as the crow flies’ zoals de Engelsen zo mooi zeggen (vrij vertaald: zoals de duif vliegt), ongeveer één kilometer. Er was daarom een kans dat de duiven weer terug zouden vliegen naar zijn huis. We konden ze daarom maar beter een paar dagen in ons hok opgesloten laten zitten. Dan zouden ze aan het hok wennen en dan was de kans groter dat ze bleven.

duifjes

Een meeuwduif; foto wikipedia

Toen we de nieuwe duiven in het hok zetten, werden ze uitbreid bekeken door Gerrit en Kootje, de twee overgebleven mannetjes in ons hok – de vrouwtjes waren bij het wezeldrama omgekomen. Gerrit en Kootje hadden daartoe ook uitgebreid de tijd, want we lieten het hok drie dagen dicht. De vierde dag deden we ’s morgens het hok open. Gerrit en Kootje vlogen er direct uit, even later gevolgd door het nieuwe koppeltje. Ze vlogen nieuwsgierig een rondje om het huis, gingen even op het dak zitten en vlogen vervolgens linea recta terug naar het huis van de boswachter.

’s Middags haalden we ze weer op. We moesten ze maar iets langer in het hok laten zitten, een weekje of zo, zei de boswachter. Zo gezegd zo gedaan Tot groot ongenoegen van Gerrit en Kootje lieten we het hok nu een week dicht. Het hielp niet. Zo gauw we het hok open zetten, vlogen de meeuwduiven weer terug naar het huis van de boswachter.

We besloten nog één nieuwe poging te ondernemen. Het hok bleef nu liefst drie weken dicht. Wel werd het hok af en toe voor Gerrit en Kootje open gezet – de meeuwduiven zaten dan even in mandje zodat Gerrit en Kootje konden uit- en invliegen. In de derde week gebeurde er iets onverwachts. Het vrouwtje legde een ei. We zetten het hok open en deze keer vlogen de duiven niet weg. Ze gingen een nest maken. De eieren – er werd nog een tweede ei gelegd – kwamen uit en vader en moeder duif gingen de jongen verzorgen. Het was een vrolijke familie duif en het leek er nu op alsof ze helemaal genesteld waren. Dat hadden we fout gezien.

Nadat de jongen zelfstandig genoeg waren, vlogen pa en ma duif namelijk weer terug naar het huis van de boswachter. We zagen het voor onze ogen gebeuren. We zaten in de tuin. Alle duiven zaten op het dak. Vader en moeder duif koerden opeens luidkeels en vlogen toen richting het huis van de boswachter. De jonge duiven bleven op het dak zitten en vlogen aan het eind van de dag het hok weer in. De volgende dag kwamen de ouders weer terug. We hoorden ze opeens op het dak zitten koeren. We liepen naar buiten en zagen nog net hoe ze weer weg vlogen. En deze keer vlogen de jongen mee, richting het huis van de boswachter.

We gaven het op. We besloten om ook geen nieuwe duiven meer te kopen. Een paar maanden later viel Gerrit opeens dood van zijn stokje. Kootje bleef alleen achter. Hij ondernam telkens grote tochten. Waarschijnlijk op zoek naar soortgenoten. Soms bleef hij wel een eens dagje weg, later wel eens twee of drie dagen. Op een dag kwam hij helemaal niet meer terug.

Het duivenhok werd later een rommelhok.

 

Duifjes

Vijftig jaar geleden woonden wij in Diepenveen, een dorp gelegen vlakbij Deventer. Mijn oudste broer had een huisdier, een goudvis. Hij heette Bob en zwom in een kom met drie plantjes en een kasteeltje zijn rondjes. Bob was volgens mijn broer een heel slimme goudvis. Hij kon zijn naam zeggen. Als je op het glas van de kom tikte en vroeg: “Bob, hoe heet je?” dan antwoordde hij “Bob”. Je kon hem weliswaar niet horen – omdat hij onder water zwom zei mijn broer – maar als je goed naar zijn mondbewegingen keek, dan kon je zien dat hij Bob zei, althans dat beweerde mijn broer. Zo te zien riep Bob overigens de hele dag door zijn eigen naam.

Bob was ook heel atletisch. Op een dag vergiste mijn broer zich bij het verschonen van de vissenkom – mijn broer moest Bob zelf verzorgen. In plaats van koud water, vulde mijn broer de kom met warm water. Toen hij daarna Bob terug in de kom zette, sprong deze met een enorme krachtinspanning uit de kom en belandde in de la met bestek. Bob overleefde het. Later toen hij weer in zijn kom met koud water zwom, en je vroeg aan Bob hoe dat voelde, dat hete water, dan antwoordde hij “Au”.

Mijn andere broer en ik wilden op een gegeven moment ook een huisdier. Een hond of kat was uitgesloten – mijn broer was daar allergisch voor – maar duiven dat kon wel. Onze buurman had postduiven en deed mee aan wedstrijden. Postduiven wilden wij niet. De buurman had namelijk een keer verteld dat je bij wedstrijden de beste kansen had als je een broedend vrouwtje van het nest pakte. Die wilde dan zo snel mogelijk terug naar haar eieren en zou daarom sneller naar huis vliegen. Dat vonden wij zielig en gemeen. Stiekem vonden wij het dan ook wel mooi dat sommige van zijn duiven bij terugkomst van een wedstrijdvlucht niet direct het hok in wilden vliegen – ze hadden een ring om en die moest je van hun pootje afhalen en dan in een soort klok stoppen; dan stopte de tijd – maar dat ze eerst nog op het dak ging zitten om uit te rusten. Hoe langer ze dit deden, hoe wanhopiger de buurman in de tuin stond te fluiten en te rammelen met een bakje voer. Lekker puh, dachten wij. Moet je de vrouwtjes maar niet van hun nest halen.

Geen postduiven dus. De keuze viel op sierduiven. Wel moesten wij beloven dat wij zelf voor ze zouden zorgen. En dat hield niet alleen het voeren in, maar ook regelmatig het hok schoonmaken. Elk voordeel heeft zijn nadeel zou Johan Cruijff jaren later zeggen.

Mijn vader wist een adresje in Schalkhaar en kocht samen met ons daar twee sierduiven, een mannetje die mijn broer Gerrit noemde en een vrouwtje die ik een naam mocht geven, maar waarvan ik de naam vergeten ben. (Ik word oud; hoe kan ik vijftig jaar later niet meer weten hoe mijn duif heette.) Een handig mannetje bouwde een duivenhok naast de garage. Het was een soort kippenhok met een glazen wand en een deur om in het hok te komen. Het had ook een klep die je open en dicht kon zetten, zodat de duiven het hok in en uit konden vliegen. ’s Morgens deden we de klep open en ‘avonds sloten we hem weer. Na een maand bleek dat mijn broer toch allergisch was voor duiven en moest ik het hok alleen schoon maken. Heel fijn. Waarom was hij wel allergisch voor duiven en niet voor snoepgoed en ijs?

Na een tijdje kregen Gerrit en zijn eega nesteldrang en even later was onze duivenfamilie uitgegroeid tot vijf stuks. Kootje, een drukdoend mannetje die de hele dag zijn krop stond vol te blazen om te laten zien hoe knap hij wel niet was, en twee zusjes waren de nieuwe leden van onze duivenfamilie. Na een maand was er een klein drama. Eén van de zusjes vloog de garage in. Daar stond op een vliering een emmer met teer. De duif ging op de rand zitten en kukelde er in. Hij vloog er nog uit. Dat gaf overal teervlekken in de garage. Het was nog een geluk dat de auto buiten stond. Toen we de duif vonden zat er al weinig leven meer in en de volgende dag hebben wij hem verdrietig in een hoekje van de tuin begraven.

Duifjes 1967Voorjaar 1967; de elfjarige Martin voert de duifjes. De grijze duif achteraan is Gerrit, de duif bij mijn rechterhand met zijn opgeblazen krop Kootje. Op de voorgrond moeder duif en naast Gerrit zit op mijn linkerbeen dochter duif. Ik had tegen mijn vader gezegd dat hij maar snel een foto van mij en de duiven moest maken voordat ze allemaal dood zouden gaan. Alsof ik het drama aanvoelde dat een paar maanden later zou gebeuren.

In de zomer van 1967 vond namelijk nog een tweede duivendrama plaats. We gingen een weekje op vakantie naar een huisje in Friesland. De buurman zou in onze afwezigheid de duiven voeren. Op zijn vraag of hij ’s avonds ook het hok dicht moest doen, zeiden wij dat dat niet nodig was. Dan konden de duiven het hok in- en uitvliegen wanneer ze dat wilden. Toen we terugkwamen van ons weekje vakantie kwam de buurman aanlopen en sprak met een ernstig gezicht met mijn vader. Hij vertelde dat er vermoedelijk een wezel ons hok was binnengedrongen. Op een avond hoorde hij opeens een enorm lawaai in ons hok. Toen hij ging kijken, lag het ene vrouwtje doodgebeten op de grond, de andere was verdwenen. Overal lagen veren op de grond. De twee mannetjes, Gerrit en Kootje, zaten opgewonden luid koerend op het dak van ons huis. Die waren het hok uit gevlucht. De beide vrouwtjes – ze waren allebei aan het broeden – hadden echter vermoedelijk hun nest verdedigd. De buurman had alles opgeruimd en het hok voor ons schoongemaakt. Gerrit en Kootje bleven een week lang op het dak zitten. Toen pas durfden ze het hok weer in.

Ik heb nog lang in de buurt gezocht naar een spoor van mijn duif, maar nooit iets gevonden.

 

Opmerkelijke borden (12)

Als kind vond ik pop-up boeken altijd prachtig. Dan sloeg je een bladzijde om en dan kwam er opeens een kasteel uit het boek tevoorschijn. De mooiste pop-up boeken waren die waar je ook nog eens mensen of dingen kon laten bewegen door een stuk karton met een pijltje heen en weer te bewegen. Zie hieronder een voorbeeldje.

00000 boek

In Deventer zag ik dit weekend de overtreffende trap van het pop-up boek: het pop-up terras. Als je op de plek van het pop-up terras je auto parkeerde, dan werd je weggesleept. Terecht, anders kan het terras niet uppoppen – Is dat overigens een bestaand werkwoord of ben ik nu de taal aan het vernieuwen?

Zie hier het waarschuwingsbord. Er staat ook nog eens een pijltje op, net zoals bij de pop-up boeken. Als je er aan trekt, dan bewegen de mensen op het terras heen en weer.

00000 pop up

Wilhelm Schickard

Naast het levensverhaal van John Napier – zie de blog van gisteren –  is het tweede verhaal dat ik recent heb geschreven in de serie van de mensen achter de computer het portret van de Duitser Wilhelm Schickard. Dit verhaal begint als volgt:

Wilhelm Schickard, 1592 – 1635; ontwierp op papier de eerste mechanische rekenmachine

Schikckard

In 1973 verscheen er in Duitsland een postzegel met daarop afgebeeld een tekening van een oude rekenmachine met daaronder de tekst ‘350 jahre rechenmaschine’. Het was een postzegel ter ere van Wilhelm Schickard. In Duitsland wordt hij namelijk gezien als de eerste persoon ter wereld die een mechanische rekenmachine bedacht. In de rest van de wereld krijgt de Fransman Blaisse Pascal – die twintig jaar na Schickard met een werkende mechanische rekenmachine op de proppen kwam – veelal deze eer.

Schikckard postzegel

De reden dat Schickard buiten Duitsland meestal niet als de ontwerper van de eerste mechanische rekenmachine wordt gezien, is dat de buitenwereld in zijn tijd nooit een werkend exemplaar heeft gezien. Zijn machine is alleen bekend vanuit brieven die hij schreef aan Johannes Kepler, de bekende Duitse astronoom uit de zeventiende eeuw. In deze brieven uit 1623 en 1624, teruggevonden in de jaren dertig van de vorige eeuw, beschreef Schickard het technisch ontwerp van een dergelijke rekenmachine. Met de machine kon je naar eigen zeggen niet alleen getallen van zes cijfers of minder optellen en aftrekken, maar kon je ook vermenigvuldigen met getallen onder de honderd – iets wat de machine van Pascal niet kon.

Een Duitse universiteit bouwde in 1960 aan de hand van de ontwerptekeningen en de beschrijving van Schickard de machine na. Het apparaat bleek na het maken van enkele kleine – maar wel noodzakelijke – aanpassingen te kunnen optellen en aftrekken. In Duitsland wordt daarom Schickard gezien als de ontwerper van de eerste mechanische rekenmachine. Dat is wat te veel eer. Er zijn geen historische verslagen, buiten zijn eigen brieven om, van mensen die de machine van Schickard in werking hebben gezien. In de rest van de wereld houdt men daarom vast aan Blaisse Pascal als de uitvinder van de rekenmachine. Van zijn machine zijn enkele historische exemplaren bewaard gebleven.

Wie het hele verhaal wil lezen, kan hier terecht.

John Napier

In mijn serie over de mensen achter de computer heb ik eindelijk weer eens twee nieuwe afleveringen geschreven. De eerste gaat over John Napier. Hij is niet alleen de ‘bedenker’ van de logaritme, maar kwam ook met een doos met ivoren staafjes op de proppen, die je als hulpmiddel kan gebruiken bij vermenigvuldigen en delen. Het portret begint zo:

John Napier, 1550 – 1617; bedacht een rekensysteem met ivoren staafjes als hulpmiddel

John Napier

Het is voor de mensheid maar goed dat niet alle berekeningen van de Schotse wiskundige John Napier klopten. Was dat wel het geval geweest, dan hadden we niet meer bestaan, want volgens berekeningen van Napier, gemaakt in 1593 en gebaseerd op theologische geschriften, zou de wereld in 1688 vergaan, en als het niet in dat jaar gebeurde dan zou de dag des oordeels in 1700 plaats vinden – het kan natuurlijk ook zijn dat zijn berekeningen wel klopten maar dat zijn uitgangspunten onjuist waren.

John Napier is in de wiskunde een beroemde naam. Hij geldt als de bedenker van de logaritme. In 1614 verscheen zijn boek ‘Mirifici Logarithmorum Canonis Descriptio’, waarin hij het concept van logaritmes beschreef. Dit is echter niet de reden dat hij is opgenomen in het overzicht van de mensen achter de computer. Dat heeft hij te danken aan zijn zogenaamde ‘Napier’s Bones’ (in het Nederlands wel de ‘beenderen van Napier genoemd’). Dat waren ivoren staafjes met getallen er op, die men als hulpmiddel kon gebruiken bij het maken van vermenigvuldigen en delingen. Wie denkt dat dit hulpmiddel gebruik maakte van de logaritmes waarmee hij eerder op de proppen kwam, heeft het mis. Het staat daar helemaal los van. Het was gebaseerd op een “idee” dat al in het oude India en Egypte bekend was.

napier bones 3Setje van Napier’s bones uit de zeventiende eeuw; Landesmuseum Baden-Württemberg, Stuttgart; foto Dr. Bernd Gross; Wikipedia.

Ten aanzien van Napier’s betekenis voor de wiskunde is er nog een puntje de moeite waard om hier te vermelden en wel de decimale punt. Het was John Napier die in 1617 voor het symbool “.” pleitte om de “getallen achter de komma” te scheiden van “de getallen voor de komma”.

Wie de rest van het verhaal wil lezen, kan hier terecht.