Meer Moderne kunst

Behalve de lakendame (zie gisteren) is er nog meer opvallende moderne kunst in het Museum Voorlinden te zien. Zo is er een zaal waarvan één wand helemaal bedekt is met spiegels waarvan de randen een beetje gebold zijn.

0 moderne kunst 8De wand met de spiegels

Door de kromming in de spiegels krijg je het zelfde effect als wat je hebt met zogenaamde lachspiegels, namelijk lichaamsdelen die er raar vervormd uit gaan zien. Je kan je dus de vraag stellen: is dit kunst of kermis?

0 moderne kunst 5Vader ziet er altijd al een beetje raar uit, maar de dochter normaal gesproken niet.

Er staat ook een kunstwerk van de Chinees Song Dong. Hij had van tientallen gevonden deuren en kozijnen van oude huizen in Bejing – de huizen zijn gesloopt zijn om plaats te maken voor nieuwbouw – een bouwwerk geconstrueerd.

0 moderne kunst 1a

Via de deuren aan de zijkant kon je het bouwwerk binnen treden en dat leverde een verrassing op. De binnenkant was helemaal bedekt met spiegels, ook de vloer. Verder hingen er tientallen lampen. Ik vond het wel mooi bedacht.

0 moderne kunst 1b

0 moderne kunst 1cHet ding van Dong.

Wellicht het meest bekend kunstwerk van het museum is het zwembad. Je kan er op de bodem lopen zonder te verdrinken.

0 moderne kunst 9

0 moderne kunst 10

De bedrijfskundige in mij bedacht dat dit wel eens duur kunstwerk  kon zijn. Niet vanwege de aankoopprijs – geen idee wat het gekost heeft –  maar vanwege de suppoost die er standaard  naast staat, vermoedelijk om er voor te zorgen dat er niemand in het water valt.

Ik moet me trouwens even corrigeren zie ik nu. Het zijn geen suppoosten maar ‘Guide & Guards’ in Museum Voorlinden. Zie deze personeelsadvertentie.

0 moderne kunst 1aa

Het museum vermeldt niet hoe hoog het bijbehorende salaris is, behalve dat het marktconform is. Gewoonlijk verdient een suppoost in een museum tussen de 1500 en 2000 euro bruto per maand bij een volledige werkweek, maar gezien het feit dat het hier om een “bijbaan” gaat, zal het hier wel wat lager liggen. Maar al met al vermoed ik dat de standaardsuppoost die bij het zwembad staat het museum, inclusief sociale lasten, toch nog wel zo’n 20.000 euro per jaar kost.

Deze kosten moeten natuurlijk wel terug verdiend worden. Wellicht is dit de reden dat de museumjaarkaart hier niet geldig is en je dus een kaartje van 15 euro aan de kassa moet kopen. Had het museum wel aan de museumjaarkaart mee gedaan dan het per bezoeker 9 euro ontvangen. (Musea die deelnemen aan de museumjaarkaart krijgen per bezoeker van de stichting Museumjaarkaart 60% van de prijs van de normale toegangsprijs.)

Voor een museum is dit een interessante businesscase. Stel dat je zonder museumjaarkaart 6 bezoekers trekt, dat levert 90 euro op. Met een museumjaarkaart moet je dan 10 bezoekers trekken om ook aan 90 euro inkomsten te komen. Dat is een toename van in dit geval 67%.  Dat is best veel. Maar die extra bezoekers genereren ook weer inkomsten in de museumwinkel en in de het restaurant. Dat levert ook weer geld op.

Ook  de stichting Museumjaarkaart moet elk jaar een businesscase maken, waarbij ze in moeten schatten hoeveel musea de kopers van een kaart zullen bezoeken. Ook moeten ze een inschatting maken of de kopers van de kaart naar een duur of een goedkoop museum (qua toegangsprijs) gaan. Zo bedraagt de normale toegangsprijs voor het Jopie Huisman Museum in Workum in 2018 €8,50. In het Rijksmuseum betaal je momenteel voor een kaartje aan de kassa € 17,50, meer dan twee keer zo veel. Ook moet de stichting een raming  van hun eigen kosten maken en dan rolt er uiteindelijk een prijs uit voor de museumjaarkaart.

In ieder geval is het zo dat mensen steeds vaker naar een museum gaan. Dat zie je dan ook terug in de prijs van een museumjaarkaart. In 2006 betaalde je als volwassen 25 euro voor een museum-jaarkaart. De stichting  ging toen, uitgaande van een gemiddelde toegangsprijs van €12,50 per museum, blijkbaar uit van drie museumbezoeken per jaar.  (3 x 60% x €12,50 = € 22,50.) Samen met 10% voor de overige kosten voor de stichting geeft dit dan een prijs van € 25 euro voor de museumjaarkaart.

In 2018 kost een museumjaarkaart voor volwassenen  €59,90 per jaar. Bij een gemiddelde toegangsprijs van € 15 euro, wordt nu blijkbaar ingeschat dat mensen zes keer per jaar naar een aangesloten museum gaan (6 x 60% x €15 = € 54). Samen met de 10% voor de overige kosten geeft dit dan een prijs van € 60. (Ok, daar maken we een psychologisch prijsje van € 59,90 van.)

Zelf heb je als kaarthouder al na ongeveer vier bezoeken per jaar (4 x € 15 = € 60) je museumjaarkaart er uit. Wel moet het om bezoeken gaan aan één van de ruim 400 musea die de museumjaarkaarten accepteren. Volgens het CBS telde Nederland in 2016 694 musea die dat jaar 24,7 miljoen bezoekers trokken. (Bij 26% van die bezoeken werd gebruikt gemaakt van een museumjaarkaart.)

Tot slot, voor degenen die geen museumjaarkaart hebben, is er een troost. Het bezoek aan het Grote Blog Museum van deze site is nog steeds gratis. Vraag niet hoe het kan, maar profiteer er van.

 

 

 

 

Moderne kunst

Vorige week was ik met de jongste dochter in Museum Voorlinden in Wassenaar. Er waren een paar wonderlijke zaken te zien. Zo lag er in een zaal een enorme stapel strijkwerk – tafelkleden uit het restaurant? Het bleek echter een kunstproject te zijn.  Het betrof een meer dan 3 km groot laken dat door een ‘performer’ van blauwe streepjes werd voorzien. Volgens het bordje wat er bij hing, was de kunstenares al een paar jaar bezig met het project. Ze was twee keer per dag gedurende anderhalf uur streepjes aan het zetten en had zo te zien nog een hoop te doen.

0 moderne kunst 3

0 moderne kunstDe stapel op de voorgrond moet nog van streepjes worden voorzien, die op de achtergrond is al klaar. Voorlopig is de dame dus nog wel even bezig.

0 moderne kunst 2

Terwijl de dochter en ik het project bekeken, kwam er een ouder echtpaar de zaal binnen lopen. “Jezus, zo’n grote zaal en dan maar één kunstwerk.’ sprak de man op zijn Rotterdams. De vrouw keek hem bestraffend aan.  Ze liepen een rondje om de performance. De man zei iets tegen de  streepjes-dame, maar die reageerde niet. Terwijl het echtpaar de zaal uitliep, keek de man nog een keer om. Hij schudde zijn hoofd en liep de zaal uit.

Ik kreeg het idee dat het bezoek aan het museum niet zijn idee was.

 

 

Voetnoot

In november 2015 onthulde professor Frans Grijzenhout dat op het schilderij ‘Het Straatje’ van Vermeer hoogstwaarschijnlijk de (toenmalige) huizen Vlamingstraat 40 en 42 in Delft stonden afgebeeld. Hij baseerde zich hierbij vooral op een belastingboek – ‘Legger van het diepen der wateren binnen de stad Delft’ uit 1667 (ook wel het ‘Register op het kadegeld’ genoemd – dat nauwkeurig aangaf hoe breed huizen en poorten in Delft waren die in die tijd aan een gracht lagen. Afhankelijk van de breedte van de huizen en poorten moesten de eigenaren belasting betalen.

Er verscheen een boek over zijn vondst en in het Rijksmuseum – en later ook in Museum Prinsenhof Delft –  was er een tentoonstelling over het onderwerp en ik moet zeggen dat de onderbouwing van de professor vrij overtuigend was. Echter niet iedereen, vooral een aantal mensen die een andere theorie m.b.t de locatie van de huizen op het schilderij aanhingen, was het met de professor eens.

Zo schreef een zekere Gerrit Vermeer – geen familie van de schilder –  samen met ene Gert Eijkelboom een kritisch stuk, waarin één van hun tegenargumenten was dat de aanwezigheid van een schrobgoot op het schilderij helemaal niet hoefde te betekenen dat er een gracht voor de huizen liep. (De aanwezigheid van de gracht gecombineerd met het ‘Register op het kadegeld’ was een essentieel onderdeel van de ‘bewijsvoering’ van de professor.

[…]. De goot kan evenwel met evenveel recht geduid worden als een aanwijzing tegen de aanwezigheid van de gracht. Als er over de volle breedte van het schilderij, net buiten beeld, een gracht zou zijn, zo zou de redenering kunnen luiden, zou het niet hebben uitgemaakt waar het water de gracht in liep. Het afschot (een bewust aangebrachte helling van een straat voor het laten weglopen van vloeistof) van een straat langs een gracht loopt namelijk doorgaans vanaf de gevelwand licht naar de gracht af, om te voorkomen dat water terugloopt naar de bebouwing en daarin binnendringt. Goten aan de kant van de gevel of dwarsgoten, zoals op het schilderij, zijn daarom niet nodig. De bewoner had zich dan de moeite van de aanleg van een voor het verkeer hinderlijke goot kunnen besparen. Juist het gegeven dat het overtollige water voor verdere afvoer naar een specifieke plaats moest worden geleid, zou erop kunnen wijzen dat er geen gracht gedacht is.” aldus de twee critici.

Nu had ik in het kader van mijn onderzoek naar het tweede Straatje van Vermeer een keer ‘Het Gezicht op Delft’ van Vermeer uitgebreid bestudeerd en gezien dat op dit schilderij ook schrobgoten stonden afgebeeld, die stuk voor stuk het water rechtstreeks naar een trekvaart afvoerden. In een mailtje aan de professor – ik had al eens een keer eerder over mijn onderzoek naar het Tweede Straatje van Vermeer met hem gecorrespondeerd – wees ik hem op deze schrobgoten.

Vorige maand verscheen er in het bulletin van Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond een uitgebreid wetenschappelijk artikel van de professor, waarin hij mijn inziens overtuigend alle kritiek op zijn onderzoek weerlegt.

0 vermeer

Mijn “vondst” van de aanwezigheid van schrobgoten op ‘Het gezicht op Delft’ wordt (keurig met naamsvermelding) ook even kort genoemd – ik sta nu in een wetenschappelijk artikel (!) – , maar dat is niet de reden dat ik hier over het artikel van de professor schrijf. De reden daarvoor is niet de inhoud, maar om te laten zien hoe je in een wetenschappelijk artikel alles moet verantwoorden in bronnen en voetnoten. In mijn mailtje aan de professor schreef ik namelijk:

Kortom, zo ver ik het kan beoordelen staat jouw theorie nog steeds overeind. Bovendien een theorie die gebaseerd is op belastingboeken die moet wel kloppen. Zoals Benjamin Franklin al zei: “Op deze wereld is niets zeker, behalve de dood en de belastingen.”

Blijkbaar vond de professor dit een leuk citaat en hij gebruikt het dan ook in zijn artikel. Maar niet zoals ik het opschreef. Je kan niet zomaar een vrije Nederlandse vertaling opnemen. Het moet wel wetenschappelijk onderbouwd zijn. Ik zag dat de professor zelfs de oorspronkelijke bron en tekst had opgezocht. Uit het (dertien pagina’s lange) artikel van professor Grijzenhout:

Op grond van dat register moesten burgers immers daadwerkelijk belasting betalen voor het onderhoud van de kade en het uitdiepen van de gracht voor hun deur, en niemand – toen niet en nu niet – wil meer belasting betalen dan strikt noodzakelijk. Bovendien, zoals Benjamin Franklin al zei: ‘(…) in this world nothing can be said to be certain, except death and taxes’.18  We kunnen de gegevens uit het belastingregister dus maar beter serieus nemen.”

Dat getalletje 18 betekent dat er een voetnoot is. In die voetnoot vermeldt de professor keurig de bron van het citaat.

0 vermeer 2

Het is maar goed dat ik op dit blog geen wetenschappelijke stukken schrijf. Dan zou ik voor elk citaat dat ik gebruik, de bron en de exacte tekst moeten opzoeken. “Van de meeste boeken blijven alleen de citaten over. Dan is het toch beter van meet af aan alleen de citaten neer te schrijven?” Dat is een citaat van de Poolse schrijver Stanislaw Jerzy Lec. Waar vind ik in Godsnaam zijn oorspronkelijke uitspraak? Ik spreek helemaal geen Pools!

Maar anyway, ik sta nu dus in een voetnoot in een wetenschappelijk artikel! Zo, nu kijkt u vast heel anders tegen mij aan.

 

Let op! Verkeersregelaars!

Wist u dat u gewoon een verkeersbord kan kopen? Heeft u bijvoorbeeld last van auto’s die steeds voor uw huis staan geparkeerd, dan kan je bij voorbeeld op de site van www.informatieborden.nl voor 77 euro een bord ‘verboden te parkeren kopen’ en dat bij je in de straat plaatsen. Of dat plaatsen ook mag van de gemeente is vers twee – waar komt die uitdrukking eigenlijk vandaan? Is er ook een vers één? –  maar dat is van later zorg. Voorlopig heeft u het verkeersprobleem in uw straat opgelost.

Ik wist helemaal niet dat je verkeersborden kon kopen. De reden dat ik op internet even naar verkeersborden zocht, was dit bord dat ik zag staan. “Let op! Verkeersregelaars.”

bord 3

U denkt natuurlijk dat die rode weg een fietspad is, maar dat is niet zo, het is een trambaan. Fietsen mag je hier wel maar op de stoep. Hoogst verwarrend allemaal. Geen wonder dat ze verkeersregelaars nodig hebben, maar blijkbaar is het een gevaarlijk soort, want ze waarschuwen er voor – Let op! Verkeersregelaars! Niet voerderen en laat ze met rust. Althans zo interpreteerde ik het bord.

Voor de zekerheid controleerde ik dit even op internet. De officiële betekenis van het bord is: ‘Gevaar’ (de aard van het gevaar is aangeven op het onderbod’ aldus  het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens.

Op de eerder door mij genoemd site waar je verkeersborden kan kopen, hebben ze ook zo’n ‘Let op!’ bord in de aanbieding. Hij is afgeprijsd van 68 euro naar 61 euro. Blijkbaar is er niet zo veel vraag naar. Eerlijk gezegd snap ik wel dat mensen dit bord niet via deze site kopen.  Leest u maar eens wat in de oranje letters bij het bord staat geschreven.

bord 1

Omdat het niet helemaal goed leesbaar is, heb ik het voor u even uitgeschreven – service van de zaak.  Er staat: “Let Op! een onderbod met toegevoegde tekst bepaald de toepassing van dit bord.”

Bepaald met een ‘d’. Tja, dat is niet echt een aanbeveling. Voor je het weet staat er een bord met een spelfout voor je deur.